Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2017:542 - Hoge Raad - 30 maart 2017

Arrest

ECLI:NL:HR:2017:54230 maart 2017

Arrest inhoud

31 maart 2017

Nr. 16/04045

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van __[X]__te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 juni 2016, nr. 14/01092, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 13/6040) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 10ei, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft de zaak mondeling doen toelichten door L.J. de Rijke, advocaat te Bergen op Zoom.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2017.