Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2016:1161 - Hoge Raad - 9 juni 2016

Arrest

ECLI:NL:HR:2016:11619 juni 2016Deze uitspraak is in 1 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

10 juni 2016

Nr. 16/01009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van __[X]__te [Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 december 2015, nr. 13/3709 WIA, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. 12/2126) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA).

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

2 Beoordeling van de klachten

Ingevolge artikel 116 van de Wet WIA kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 2, tweede tot en met zesde lid, 8 en 9 van die wet en de daarop berustende bepalingen. Het onderhavige cassatieberoep is echter niet ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van een of meer van voormelde bepalingen. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2016.