Arrest inhoud

22 december 2015

Strafkamer

nr. S 14/03503 B

NA/AGE

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 8 juli 2014, nummer RK 14/277, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:

[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het beroep.

2 Beoordeling van de middelen

2.1. De middelen klagen dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat door vernietiging van de in beslag genomen voorwerpen het beslag op grond van art. 134, tweede lid, Sv is geëindigd en de klager daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het klaagschrift.

2.2. De Rechtbank heeft de klager in zijn klaagschrift, dat strekt tot teruggave van de op de voet van art. 94 Sv in beslag genomen voorwerpen, niet-ontvankelijk verklaard. In de bestreden beschikking is daaromtrent het volgende overwogen: "Uit het relaas-proces-verbaal (p. 3) blijkt dat de voorwerpen met toestemming van de officier van justitie zijn vernietigd. Door vernietiging met een machtiging als bedoeld in artikel 117 Sv eindigt het beslag (artikel 134 lid 2 onder c Sv). Dat brengt met zich dat klager in zijn klaagschrift, strekkende tot teruggave van het beslag, niet ontvankelijk dient te worden verklaard."

2.3. Art. 134 Sv geeft aan in welke gevallen de inbeslagneming van een voorwerp eindigt. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de in beslag genomen voorwerpen zijn vernietigd op grond van een machtiging als bedoeld in art. 117 Sv. Ingevolge art. 134, tweede lid onder c, Sv is daardoor het beslag beëindigd. Het oordeel van de Rechtbank dat de klager niet-ontvankelijk is in het beklag is juist.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2015.