Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2014:489

Arrest

ECLI:NL:HR:2014:4897 maart 2014Deze uitspraak is in 1 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

7 maart 2014

Nr. 13/00122

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van __[X 1]__te [Z], [X 2] te [Z] en [X 3] te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 november 2012, nrs. 11/00561 t/m 11/00564, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 10/3269, 10/3270, 10/3271 en 10/3272) betreffende een door [X 1] ingediend verzoek als bedoeld in artikel 19 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer en aan [X 2] en [X 3] opgelegde naheffingsaanslagen in de overdrachtsbelasting.

1 Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2014.