Arrest inhoud

6 juni 2014

Eerste Kamer

nr. 14/01290

EV/NH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. [verzoeker 1], 2. [verzoekster 2],beiden wonende te [woonplaats], VERZOEKERS tot cassatie, advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.

Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak C/09/450525/FT RK 13/2027 en C/09/450531/FT RK 13/2029 van de rechtbank Den Haag van 3 december 2013;

b. het arrest in de zaak 200.138.507/01 van het gerechtshof Den Haag van 4 maart 2014.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het verzoek.

3 Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem – Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 6 juni 2014.