Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2013:CA3710

Arrest

ECLI:NL:HR:2013:CA371012 juli 2013Deze uitspraak is in 11 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

12 juli 2013

Eerste Kamer

nr. 13/02045

EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[verzoeker],wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.

Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep. De advocaat van [verzoeker] heeft op 4 juni 2013 op die conclusie gereageerd.

3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

3.1 In deze zaak is cassatieberoep ingesteld door middel van een op 18 april 2013 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift. Dit verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv., omdat het niet is ingediend en ook niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Uit (onder meer) HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212, volgt dat dit gebrek in cassatie kan worden hersteld door datzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. In zodanig geval zal als de dag waarop de zaak is aangebracht, gelden de dag waarop het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend.

3.2 Het op 1 mei 2013, derhalve na het verlopen van de cassatietermijn, ingediende verzoekschrift tot cassatie is weliswaar alsnog ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, maar het bevat andere klachten dan het op 18 april 2013 ingediende verzoekschrift. Omdat aldus niet het gebrek in het oorspronkelijke verzoekschrift is hersteld, dient [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 12 juli 2013.