Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2013:CA1727

Arrest

ECLI:NL:HR:2013:CA172712 juli 2013Deze uitspraak is in 43 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

12 juli 2013

Eerste Kamer

nr. 12/01990

LZ/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. [eiser 1],wonende te [woonplaats], 2. NATIONAAL EN INTERNATIONAAL BELGICA DISTRIBUTIECENTRUM B.V.,gevestigd te Hedel, gemeente Maasdriel, EISERS tot cassatie, advocaat: mr. M.L. Kleyn,

t e g e n

[verweerster],gevestigd te [vestigingsplaats], VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en [verweerster].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Tegen [verweerster] is verstek verleend. De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in hun beroep.

3 Beoordeling van de middelen

3.1 Volgens vaste rechtspraak dient een cassatiemiddel, dat moet zijn opgenomen in de cassatiedagvaarding of het cassatieverzoekschrift, te vermelden tegen welke oordelen het is gericht en waarom door de bestreden oordelen het recht is geschonden of deze niet naar behoren zijn gemotiveerd. Een rechtsklacht dient met bepaaldheid en precisie in te houden welke beslissing of overweging in de bestreden uitspraak onjuist is en waarom door die beslissing of overweging het recht is geschonden. Een motiveringsklacht dient met bepaaldheid en precisie te vermelden welke beslissing of overweging onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk is en waarom. Deze laatste eis houdt meer in het bijzonder in dat indien een cassatieklacht (mede) is gebaseerd op in de feitelijke instanties aangevoerde stellingen, het middel de vindplaats(en) moet vermelden van die stellingen in de stukken van het geding. Dit alles lijdt slechts dan uitzondering, indien het een rechtsklacht betreft en – zo nodig mede uit de gedingstukken – zonder meer duidelijk is waarin volgens de steller van het middel de onjuistheid van de bestreden rechtsopvatting is gelegen, dan wel indien de wederpartij op basis van de in het middel (en eventueel de daarop in de schriftelijke toelichting gegeven verduidelijking) vervatte rechts- en/of motiveringsklachten de rechtsstrijd in cassatie heeft aanvaard. (Zie voor het vorenstaande HR 5 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6196, NJ 2013/124; HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY2639, NJ 2013/125; HR 24 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0828)

3.2 De cassatiemiddelen van [eisers] voldoen niet aan de hiervoor genoemde eisen. Nu zich in deze zaak geen van de hiervoor bedoelde uitzonderingen voordoet – [verweerster] heeft in cassatie verstek laten gaan – hebben [eisers] geen middel aangevoerd dat voldoet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. [eisers] zijn derhalve niet-ontvankelijk in hun cassatieberoep.

4 Beslissing

De Hoge Raad: verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun beroep; veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 12 juli 2013.