ECLI:NL:HR:2013:BZ7394
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
7 juni 2013
Eerste Kamer
13/00701
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V., mede handelend onder de naam Goudse Verzekeringmaatschappij N.V.,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en De Goudse.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 325454/HA ZA 08-3962 van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 januari 2009, 26 augustus 2009 en 26 januari 2011;
b. het arrest in de zaak 200.086.137/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 november 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen De Goudse is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid op de voet van 80a RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 16 april 2013 op dit standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2 en 3).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Goudse begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitters en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 7 juni 2013.