ECLI:NL:HR:2012:BX4293 - Verlaten grondslag tenlastelegging: de niet-bestaande busstrook als bijkomstige omstandigheid - 3 september 2012
Arrest
Essentie
Het aanmerken van een feitelijk onjuist onderdeel van een tenlastelegging, zoals een 'busstrook', als een essentieel element is onjuist. Indien het een bijkomstige omstandigheid betreft die kan worden weggelaten zonder de strekking van het verwijt te veranderen, leidt vrijspraak op die grond tot grondslagverlating.
Arrest inhoud
4 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/03270
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 18 maart 2011, nummer 24/003148-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof bij zijn vrijspraak de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
2.2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 04 mei 2009, te Delfzijl, gemeente Delfzijl, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Zwet en/of het parallel aan die weg gelegen fietspad en/of de parallel aan die weg gelegen busstrook, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, komende vanaf een aan die Zwet gelegen zijweg het parallel aan die Zwet gelegen fietspad op te rijden en/of met dat door hem bestuurde voertuig de vrije doorgang over dat fietspad te blokkeren en/of (vervolgens) dat voertuig (door de berm) richting en/of over die busstrook te sturen en/of (vervolgens) dat voertuig vanaf die busstrook in de richting van het fietspad te sturen en/of (daarbij) dat voertuig op zodanige wijze te besturen en/of te beremmen dat hij, verdachte, de controle over dat door hem bestuurde voertuig is verloren, althans waardoor dat voertuig door die berm is gegleden en/of gereden, waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen dat door hem bestuurde voertuig en een bromfietser is ontstaan, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een (dubbele) breuk van de enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij op of omstreeks 04 mei 2009, te Delfzijl, gemeente Delfzijl, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Zwet en/of het parallel aan die weg gelegen fietspad en/of de parallel aan die weg gelegen busstrook, komende vanaf een aan die Zwet gelegen zijweg het parallel aan die Zwet gelegen fietspad is opgereden en/of met dat door hem bestuurde voertuig de vrije doorgang over dat fietspad heeft geblokkeerd en/of (vervolgens) dat voertuig door de berm richting en/of over die busstrook heeft gestuurd en/of (vervolgens) dat voertuig vanaf die busstrook in de richting van het fietspad heeft gestuurd en/of (daarbij) dat voertuig op zodanige wijze heeft bestuurd en/of beremd dat hij de controle over dat door hem bestuurde voertuig is verloren, althans waardoor dat voertuig door die berm is gegleden en/of gereden, waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen dat door hem bestuurde voertuig en een bromfietser is ontstaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd."
2.2.2. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Verdachte wordt op grond van primair artikel 6, subsidiair artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 voor zover hier van belang verweten dat hij met zijn voertuig het parallel aan het Zwet gelegen fietspad in is gereden, de vrije doorgang van dat fietspad heeft geblokkeerd, het voertuig door de berm in de richting van de busstrook heeft gestuurd en vervolgens vanaf die busstrook in de richting van het fietspad heeft gestuurd en zodanig heeft geremd of gestuurd dat hij de controle over het voertuig heeft verloren dan wel door de berm is gegleden of gereden, waardoor een aanrijding is veroorzaakt.
In de tenlastelegging is na het verweten feit opgenomen dat daarin gebruikte termen en uitdrukkingen, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht worden in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
De term 'busstrook' wordt in artikel 1 van de (op de Wegenverkeerswet 1994 gebaseerde) Regeling Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 gedefinieerd als: door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop het woord 'bus' of 'lijnbus' is aangebracht.
De advocaat-generaal heeft - ter zitting daarnaar gevraagd - aangegeven dat er in de onderhavige zaak geen andere betekenis wordt toegedicht aan het door de steller van de tenlastelegging gehanteerde begrip 'busstrook'.
Ter zitting en op grond van de inhoud van het dossier is aannemelijk geworden dat er ter plaatse geen sprake was van een busstrook als vorenbedoeld.
Gelet op het hiervoor beschrevene valt niet te bewijzen dat verdachte op of in de richting van een busstrook heeft gereden. De tenlastelegging is voorts zodanig opgesteld, dat de busstrook - in de keten van beschreven handelingen - een essentieel onderdeel van de tenlastelegging vormt. Weglating van dit onderdeel is derhalve niet mogelijk. Op grond daarvan valt zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde niet te bewijzen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken."
2.3. De tenlastelegging is toegesneden op art. 6 onderscheidenlijk art. 5 Wegenverkeerswet 1994. Zij behelst het verwijt dat de verdachte zich als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt. In aanmerking genomen dat, mede gelet op dit verwijt, de vermelding in de onderhavige tenlastelegging dat de verdachte het door hem bestuurde voertuig in de "richting en/of over de busstrook" heeft gestuurd, is aan te merken als een bijkomstige omstandigheid die uit de tenlastelegging kan worden losgemaakt zonder de betekenis daarvan te veranderen, heeft het Hof door te oordelen als hiervoor vermeld bij zijn beraadslaging en beslissing de grondslag van de tenlastelegging verlaten en de verdachte vrijgesproken van iets anders dan is tenlastegelegd.
2.4. Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 4 september 2012.