Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BT7586

Arrest

ECLI:NL:HR:2011:BT758614 oktober 2011Deze uitspraak is in 10 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

14 oktober 2011

Eerste Kamer

11/00719

DV/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Verzoekster],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool.

Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak 295044/FT-RK 10.1018 van de rechtbank Utrecht van 13 december 2010,

b. het arrest in de zaak 200.079.064 van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van 3 februari 2011.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 20 juli 2011 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1 [Verzoekster] heeft bij verzoekschrift van 11 februari 2011 beroep in cassatie ingesteld, op de laatste dag van de termijn. Het verzoekschrift is niet, zoals wordt voorgeschreven in art. 426a lid 1 Rv., ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, maar door de advocaat die [verzoekster] heeft bijgestaan bij het hof. Dit gebrek kon binnen twee weken hersteld worden door de indiening van een exemplaar van hetzelfde verzoekschrift, alsnog ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad (HR 10 juli 2009, LJN BI0773, NJ 2010/212). In dit geval heeft die indiening eerst plaatsgevonden op 1 maart 2011 en dus te laat. [Verzoekster] dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar cassatieberoep.

3.2 In zijn reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal voert de advocaat van [verzoekster] aan dat telefonisch door de griffie van de Hoge Raad is medegedeeld aan de advocaat die [verzoekster] heeft bijgestaan bij het hof, dat het herstel uiterlijk op 1 maart 2011 kon plaatsvinden. Ook indien deze mededeling inderdaad is gedaan, kan dat niet leiden tot het oordeel dat [verzoekster] ontvankelijk is in haar beroep. Genoemde twee weken termijn is een uiterste termijn. Indien de advocaten van [verzoekster] zijn afgegaan op een andersluidende mededeling van de griffie, is dat niet verschoonbaar.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 14 oktober 2011.