Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2010:BM5706

Arrest

ECLI:NL:HR:2010:BM570625 juni 2010Deze uitspraak is in 9 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

25 juni 2010

Eerste Kamer

09/01632

RM/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

Incidentele vordering tot voeging van:

1. [Verzoeker 1=eiser 3],

2. [Verzoekster 2],

3. [Verzoeker 3],

4. [Verzoekster 4],

allen wonende te [woonplaats],

en

5. LATRUSCO N.V.,

gevestigd te Curaçao, Nederlandse Antillen,

en

6. [Verzoeker 6=eiser 1],

wonende te [woonplaats],

7. [Verzoekster 7],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKERS in het incident,

advocaat: mr. P. Garretsen,

in de zaak van:

1. [Eiser 1],

2. [Eiseres 2],

3. [Eiser 3],

allen wonende te [woonplaats],

EISERS tot cassatie,

advocaat: mr. P. Garretsen,

t e g e n

GEMEENTE HEERLEN,

zetelende te Heerlen,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.

Verzoekers in het incident zullen hierna ook worden aangeduid als verzoekers. Partijen in de hoofdzaak zullen worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.

1. Het geding in cassatie

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn beschikking van 12 februari 2010, LJN BL0006, NJ 2010, 98. Bij die beschikking heeft de Hoge Raad verstaan dat het geding niet is geschorst en bepaald dat de zaak weer zal worden uitgeroepen ter rolle voor schriftelijke toelichting in de hoofdzaak.

Ter rolzitting van 12 maart 2010 hebben verzoekers bij drie afzonderlijke incidentele conclusies "tot voeging inzake vervroegde onteigening ex. art. 3 lid 2 Ow" de Hoge Raad verzocht hen toe te staan zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van [eiser] c.s.

De Gemeente heeft bij "conclusie in de incidenten tot voeging" de verzoeken bestreden en geconcludeerd tot verwerping van de verzoeken.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekers in hun verzoek en tot verwijzing van de hoofdzaak naar de rol voor voortprocederen.

2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van de incidentele verzoeken

2.1 Verzoekers in het incident hebben ieder afzonderlijk verzocht zich in de hoofdzaak te mogen voegen aan de zijde van eisers tot cassatie. Zij hebben dit verzoek gegrond op art. 3 lid 2 van de Onteigeningswet. Deze bepaling heeft evenwel geen betrekking op voeging doch op tussenkomst. In een cassatieprocedure is geen plaats voor een verzoek tot tussenkomst (HR 14 maart 2008, C06/236, LJN BC6692, NJ 2008, 168).

2.2 Ook als de verzoeken in het incident zouden moeten worden begrepen als verzoeken tot voeging op de voet van art. 217 Rv., moeten verzoekers daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Uit het stelsel van de Onteigeningswet en uit de aard van het onteigeningsgeding vloeit voort dat daarin voor voeging geen plaats is.

3. Beslissing in het incident

De Hoge Raad verklaart verzoekers in het incident niet-ontvankelijk in hun verzoeken.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 juni 2010.