Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2007:BA6573

Arrest

ECLI:NL:HR:2007:BA657311 september 2007Deze uitspraak is in 1 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

11 september 2007

Strafkamer

nr. 02838/06 B

RR

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht van 30 mei 2006, nummer RK 06/107, betreffende het verlenen van het verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv in de zaak van:

[betrokkene/klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1929, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft het in art. 552p, tweede lid, Sv bedoelde verlof verleend.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. C.W.J. Faber, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen doch uitsluitend voor zover daarin niet voldoende duidelijk is aangegeven ter zake van welke stukken het verlof is verleend en niet het voorbehoud is opgenomen dat bij de afgifte van de inbeslaggenomen stukken van overtuiging aan de Duitse autoriteiten wordt bedongen dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt, dat de Hoge Raad bedoelde omschrijving van de stukken zal geven en aan het verlof bedoeld voorbehoud zal verbinden en het beroep voor het overige zal verwerpen.

3. Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van het tweede middel

4.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank ten onrechte verlof heeft verleend de inbeslaggenomen stukken aan de Officier van Justitie ter beschikking te stellen zonder dat aan dat verlof het in art. 552p, derde lid, Sv genoemde voorbehoud is verbonden.

4.2. De bestreden beschikking houdt niet in dat aannemelijk is dat de rechthebbenden op de inbeslaggenomen stukken van overtuiging niet in Nederland verblijf houden. Gelet daarop heeft de Rechtbank kennelijk bij vergissing bedoeld voorbehoud niet in de beschikking opgenomen. Het middel dat over dit verzuim klaagt, is derhalve terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal dit verzuim herstellen (vgl. HR 7 maart 2006, LJN AV0350).

5. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking

5.1. De beschikking van de Rechtbank houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:

"BESCHIKT ALS VOLGT:

Verleent verlof aan de rechter-commissaris om de in beslag genomen stukken, zoals vermeld op de bij het verzoek bijgevoegde lijst, in handen te stellen van de officier van justitie te Maastricht, teneinde de overdracht daarvan te bewerkstelligen aan de bevoegde justitiële autoriteiten te Frankfurt am Main (Duitsland)."

5.2. Verzoek noch lijst is aan de beschikking gehecht. Zij bevinden zich wel bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding. De lijst vermeldt de volgende - als volgt omschreven - voorwerpen:

"(i) klapper met opschrift "behandelen";

(ii) faxbericht v. [bedrijf A];

(iii) agenda 2003;

(iv) envelop met bankoverschrijving 2002 [B] Bank;

(v) 1 stortingsbewijs [B]."

5.3. De Hoge Raad zal het verzuim herstellen en verstaan dat de bestreden beschikking betrekking heeft op de onder 5.2 vermelde voorwerpen.

6. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden beschikking, doch uitsluitend voor zover daarin niet het voorbehoud is opgenomen dat bij de afgifte van de inbeslaggenomen stukken van overtuiging aan de Duitse autoriteiten wordt bedongen dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt;

verbindt bedoeld voorbehoud aan het verlof;

verstaat dat de bestreden beschikking betrekking heeft op de hiervoor onder 5.2 genoemde voorwerpen;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2007.