Arrest inhoud

6 oktober 2006

Eerste Kamer

Nr. C05/169HR (1440)

MK

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

DE GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE,

gevestigd te 's-Gravenhage,

EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel beroep,

advocaten: mr. H.A. Groen en mr. M.W. Scheltema,

t e g e n

1. [Verweerster 1],

wonende te [woonplaats],

2. [Verweerder 2],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidenteel beroep,

advocaat: mr. C.M.E. Verhaegh.

1. Het geding in feitelijke instantie

Eiseres tot cassatie - verder te noemen: de Gemeente - heeft bij exploot van 17 februari 2003 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd - voorzover in cassatie van belang - ten name van de Gemeente vervroegd uit te spreken de onteigening van de in de dagvaarding omschreven percelen, plaatselijk bekend als respectievelijk [a-straat 1 en 2], waarvan [verweerder] c.s. als eigenaren zijn aangewezen en het bedrag van de schadeloosstelling vast te stellen op € 218.000,--.

Bij vonnis van 19 maart 2003, dat op 14 juli 2003 is ingeschreven in de openbare registers, heeft de rechtbank onder meer de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken, het voorschot op de schadeloosstelling voor [verweerder] c.s. vastgesteld op € 196.200,-- en drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd.

Bij vonnis van 20 april 2005 heeft de rechtbank, voorzover in cassatie van belang, de schadeloosstelling voor [verweerder] c.s. vastgesteld op € 306.000,--, waarin begrepen het reeds betaalde voorschot van € 196.200,--, vermeerderd met rente als nader in dat vonnis omschreven.

Dit vonnis is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

De Gemeente heeft tegen het vonnis van de rechtbank van 20 april 2005 beroep in cassatie ingesteld.

[Verweerder] c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

[Verweerder] c.s. hebben in het principaal beroep geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de Gemeente in haar cassatieberoep, althans tot verwerping van het beroep. De Gemeente heeft in het incidenteel beroep geconcludeerd tot verwerping daarvan.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt zowel in het principale als in het incidentele cassatieberoep tot verwerping van het beroep.

De advocaat van [verweerder] c.s. heeft bij brief van 7 juli 2006 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep [verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de Gemeente in haar beroep op de grond dat zij in de cassatiedagvaarding ten onrechte zijn aangemerkt als woonachtig te [plaats], nu zij woonplaats hebben te [woonplaats]. De dagvaarding is daarom ingevolge art. 66 Rv. nietig, aldus het verweer, en als gevolg daarvan is de dagvaarding niet binnen de in art. 53 Ow. bedoelde termijn aan hen betekend.

Dit beroep moet worden verworpen, reeds omdat gesteld noch aannemelijk is dat [verweerder] c.s. door de onjuiste vermelding van hun woonplaats onredelijk zijn benadeeld, zodat, gelet op art. 66 lid 1 Rv. het exploot niet aan nietigheid lijdt.

4. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

in het principale beroep:

verwerpt het beroep;

veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 1.171.34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;

in het incidentele beroep:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [verweerder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 6 oktober 2006.