ECLI:NL:HR:2006:AY7920
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
29 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/179HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.G. Pherai,
t e g e n
INTERPAY BANKGIROCENTRALE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 24 maart 2003 verweerster in cassatie - verder te noemen: Interpay - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat Interpay door gebruik te maken van ondeugdelijke software, van een gebrekkige zaak gebruik heeft gemaakt en daardoor op grond van artikel 6:173 BW aansprakelijk is;
2. voor recht te verklaren dat Interpay aansprakelijk is wegens het inbreuk maken op de subjectieve rechten van [eiser] door in haar Algemene voorwaarden incasso een bepaling op te nemen op grond van een bevoegdheid die haar niet toekomt en op grond waarvan de Nationale Postcode Loterij (verder te noemen: de Postcodeloterij) de conclusie heeft getrokken dat de aan haar verstrekte machtiging was ingetrokken, zodat Interpay onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser];
3. voor recht te verklaren dat Interpay door het niet naleven van de op haar rustende zorgplicht en het maken van een onjuiste belangenafweging onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en dat dit onrechtmatig handelen Interpay kan worden toegerekend en op grond waarvan Interpay jegens [eiser] aansprakelijk is;
4. Interpay te veroordelen om aan [eiser] te voldoen de door [eiser] als gevolg van de toerekenbare tekortkoming en onrechtmatig handelen zijdens Interpay ter zake van de inning van verschuldigde inleggelden geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2002;
5. Interpay te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten van het geding.
Interpay heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 28 mei 2003 een comparitie van partijen gelast. Bij eindvonnis van 25 februari 2004 heeft de rechtbank de vordering afgewezen en [eiser] in de kosten van het geding veroordeeld.
Tegen het vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 17 maart 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en [eiser] verwezen in de proceskosten van het hoger beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Interpay heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interpay begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 september 2006.