Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2005:AT2910

Arrest

ECLI:NL:HR:2005:AT291024 mei 2005

Arrest inhoud

24 mei 2005

Strafkamer

nr. 02409/04

IV/AG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 april 2004, nummer 22/004337-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 27 mei 2003 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 2. tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf met onttrekking aan het verkeer, teruggave en bewaring van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals in het arrest omschreven. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.-F. Grégoire, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot doorhaling in het arrest van de last tot teruggave aan verdachte van onderdeel 10 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, tot aanvulling van het bestreden arrest in dier voege dat deze inbeslaggenomen drugs zullen worden onttrokken aan het verkeer en overigens tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

4.1. Het Hof heeft de teruggave aan de verdachte gelast van onder meer het onder hem inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp dat op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 10 is omschreven als "1.00 GR Drugs Kl: groen WEED".

4.2. Die beslissing kan, gelet op art. 13a Opiumwet en in aanmerking genomen dat van algemene bekendheid is dat weed kan worden aangemerkt als hennep zoals bedoeld in lijst II behorende bij de Opiumwet, niet in stand blijven. De Hoge Raad zal, doende wat het Hof had behoren te doen, de onttrekking aan het verkeer van het hiervoor onder 4.1 omschreven voorwerp gelasten.

5. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend voorzover het betreft de last tot teruggave aan de verdachte van de onder hem inbeslaggenomen drugs als vermeld onder 10 van de aan ’s Hofs arrest gehechte beslaglijst;

Gelast de onttrekking aan het verkeer van de evenbedoelde drugs;

Verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier R. Kuiper, en uitgesproken op 24 mei 2005.

Mr. Kuiper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.