ECLI:NL:HR:2003:AM0218 - Hoge Raad - 17 november 2003
Arrest
Arrest inhoud
18 november 2003
Strafkamer
nr. 00755/03 E
SCR/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 1 mei 2002, nummer 24/000671-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 19 juli 2001 - de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 13 van de Warenwet" veroordeeld tot een geldboete van één duizend Euro.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, deze zal verminderen en het beroep voor het overige zal verwerpen. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans op ontoereikende gronden a) het verweer heeft verworpen dat het bedrijf van de verdachte niet valt onder de werkingssfeer van de Richtlijn 92/46/EEG, PB nr. L 268 en de daarop gebaseerde nationale regelgeving en b) het aan dat verweer verbonden verzoek tot aanhouding van de zaak voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft afgewezen.
3.2. Het middel faalt op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.1 tot en met 3.3.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de opgelegde straf moet worden verminderd nu de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden als gevolg van het tijdsverloop dat is gemoeid geweest met de inzending van de gedingstukken aan de Hoge Raad.
4.2. De verdachte heeft op 3 mei 2002 beroep in cassatie ingesteld. Blijkens een op de inventaris van de stukken geplaatst stempel zijn deze op 4 april 2003 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete;
Vermindert de geldboete in die zin dat deze negenhonderd euro bedraagt;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en G.J.M. Corstens, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 november 2003.