ECLI:NL:HR:2002:AD4921
Arrest
Arrest inhoud
18 januari 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/099HR
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats], Ierland,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.L.C.M. Oomen,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Financiën, gevestigd te 'Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: voorheen mr. W. Heemskerk,
thans mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 18 november 1994 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de Wet zulks toelaat, de Staat te veroordelen binnen vijf dagen na het ten deze te wijzen vonnis aan [eiser] in eigendom te doen teruggeven de onder punt 1 van de dagvaarding genoemde goederen, althans aan [eiser] uit te keren een bedrag vertegenwoordigende de waarde van de goederen per datum van het te wijzen vonnis, zulks vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:120 BW over dit bedrag per 01-09-1994 tot aan de datum der voldoening, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 10.000,-- voor elke dag dat de Staat in gebreke mocht blijven.
De Staat heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 17 juli 1996 [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij memorie van antwoord heeft de Staat voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld.
Bij arrest van 20 januari 2000 heeft het Hof in het principaal beroep het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de Staat toegelicht door mr. D. Stoutjesdijk, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerp het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de staat begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, J.B. Fleers, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 januari 2002.