Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2001:ZD1854

Arrest

ECLI:NL:HR:2001:ZD185410 juli 2001

Arrest inhoud

10 juli 2001

Strafkamer

nr. 02948/00 E

ACH/ABG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 mei 2000, parketnummer 20/002961-99, in de strafzaak tegen:

[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 19 februari 1999, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift krachtens artikel 60, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, zeven maal gepleegd" veroordeeld tot zeven geldboeten van elk vijfhonderd gulden.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als bedoeld in

art. 437 Sv. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, reeds omdat de daarin vervatte klacht zich richt tegen de motivering van de bewezenverklaring in het door het Hof vernietigde vonnis van de Economische Politierechter.

3.2. Het beroep in cassatie betreft een uitspraak van een economische kamer als bedoeld in de Wet op de economische delicten. Nu de verdachte niet binnen de door die wet gestelde termijn door een advocaat een schriftuur met middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 56 (oud) WED, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 10 juli 2001.