Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

Verhuizende zusjes: aansprakelijkheid bij een verhuisongeval afgewezen

Verhuizende zusjes arrest

ECLI:NL:HR:2000:AA578412 mei 2000Deze uitspraak is in 11 latere zaken aangehaald

Essentie

In een zaak over ernstig letsel tijdens een particuliere verhuizing, vernietigt de Hoge Raad de eerdere veroordeling. De vordering tot schadevergoeding van de ene zus tegen de ander wordt definitief afgewezen, waarmee de handeling niet als onrechtmatig wordt gekwalificeerd.

Samenvatting feiten

Twee zussen verplaatsen een linnenkast in een flatgebouw. Bij het manoeuvreren door een deur bij een trap verliest de ene zus, [verweerster], haar evenwicht, waardoor de kast uit haar handen glipt. In een reflex geeft ze de kast een duw naar boven. Hierdoor raakt de rechterpols van de andere zus, [eiseres], bekneld, wat leidt tot letsel dat resulteert in de amputatie van haar rechteronderarm.

Cassatieberoep door

Eiseres heeft het principale cassatieberoep ingesteld en verweerster heeft een incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Rechtsvraag

De centrale juridische vraag is of verweerster aansprakelijk is voor de schade die haar zus, eiseres, heeft opgelopen tijdens een gezamenlijke verhuisactiviteit. Specifiek moet worden beoordeeld of het handelen van verweerster, dat leidde tot het bekneld raken van de pols van eiseres, kwalificeert als een onrechtmatige daad die tot schadeplichtigheid leidt.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van eiseres. In het incidentele beroep van verweerster vernietigt de Hoge Raad zowel het arrest van het Hof als het vonnis van de Rechtbank. De Raad wijst de oorspronkelijke vorderingen van eiseres volledig af. Dit betekent dat verweerster niet aansprakelijk wordt gehouden voor de schade.

Arrest inhoud

12 mei 2000

Eerste Kamer

Nr. C98/283HR

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

[Eiseres],

wonende te [woonplaats],

EISERES tot cassatie, incidenteel verweerster,

[verweerster],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie, incidenteel eiseres,

advocaat: mr J.L.W. Sillevis Smitt.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 8 maart 1996 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I te verklaren voor recht dat [verweerster] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade tengevolge van het [eiseres] overkomen ongeval op 10 mei 1994;

II [verweerster] te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding aan [eiseres], zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede betaling van ƒ 10.000,-- bij wege van voorschot op de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade.

[Verweerster] heeft de vorderingen bestreden.

De Rechtbank heeft bij vonnis van 2 juli 1997 het gevorderde toegewezen.

Tegen dit vonnis heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Bij arrest van 16 april 1998 heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd, voor recht verklaard dat [verweerster] aansprakelijk is voor 50% van de door [eiseres] ge- leden en nog te lijden schade tengevolge van het haar op 10 mei 1994 overkomen ongeval, [verweerster] veroordeeld om aan [eiseres] te vergoeden 50% van de schade die zij tengevolge van dat ongeval heeft geleden en nog zal lijden, alsmede om als voorschot op die schadevergoeding aan [eiseres] te betalen ƒ 5.000,--, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met afwijzing van het meer of anders gevorderde.

Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.

3. Uitgangspunten in cassatie

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

(i) Op 10 mei 1994 heeft [eiseres] haar zuster [verweerster] op haar verzoek geholpen met het inrichten van haar nieuwe woning.

(ii) Deze woning is gelegen in een flatgebouw met een lift. Bij de woning behoort, onderaan dat flatgebouw, een berging welke uitkomt op een gang die leidt naar een korte trap. Bovenaan de trap is een deur met een dranger die toegang geeft tot het trapportaal met de lift. De deur van de lift en de deur met de dranger bevinden zich in dat trapportaal naast elkaar.

(iii) Tot de woning behoren twee standaard linnenkasten van ongeveer 60 cm breed en 180 cm hoog. Deze kasten stonden in de berging en moesten worden verplaatst naar de woning van [verweerster].

(iv) Nadat [eiseres] en [verweerster] de eerste kast van de berging naar de woning hadden gebracht, is [eiseres] bij het verplaatsen van de tweede kast met haar rechterpols tussen de deur met de dranger en die kast bekneld geraakt. Zij heeft daardoor letsel opgelopen dat heeft geresulteerd in een post-traumatische spierdystrofie, die uiteindelijk ertoe heeft geleid dat op 30 januari 1995 haar rech-teronderarm tot ongeveer 7 cm onder het ellebooggewricht moest worden geamputeerd.

(v) De feitelijke toedracht van dit ongeval was als volgt. Nadat [eiseres] en [verweerster] met de tweede kast vanuit de berging via de gang naar de trap en de deur met de dran-ger waren gegaan, waarbij [eiseres] vooropging, zijn zij vervolgens op de trap (nagenoeg) stil komen te staan. Daarbij hield [eiseres], bovenaan de trap staande, met haar rechterhand de deur open en hield zij tegelijkertijd met haar linkerhand de kast vast, terwijl [verweerster] op een traptrede stond en de kast met twee handen vast had. Vanuit deze positie heeft [verweerster] de kast, teneinde hem door de deur te kunnen krijgen, horizontaal gedraaid. Hierbij verloor zij echter haar evenwicht en glipte de kast (voor beide partijen) onverwacht uit haar handen. In een wanhopige reactie heeft [verweerster] de kast vervolgens een duw naar boven gegeven. Door deze duw kwam de kast in aanraking met [eiseres]’ rechterarm waardoor [eiseres]’s rechterpols op de onder (iv) omschreven wijze bekneld is geraakt.

5. Beoordeling van het principale beroep

Uit het vorenoverwogene volgt dat [eiseres] bij een beoordeling van het daarin opgeworpen middel geen belang meer heeft.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

in het principale beroep:

verwerpt dit beroep;

in het incidentele beroep:

vernietigt het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 april 1998;

vernietigt het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 2 juli 1997;

wijst de vorderingen af;

compenseert de kosten van het geding in eerste aan-leg en in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

in het principale en het incidentele beroep:

compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.