ECLI:NL:HR:1993:ZC9421 - Hoge Raad - 14 juli 1993
Arrest
Arrest inhoud
15 juli 1993Strafkamer nr. 91-92-VCJIB 195574SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen de beschikking van de Kantonrechter te Utrecht van 14 juli 1992 betreffende:[betrokkene], wonende te [woonplaats].
1. De beschikking van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het verzet van [betrokkene] tegen de tenuitvoerlegging van een door de Officier van Justitie in het arrondissement Utrecht uitgevaardigd dwangbevel gedeeltelijk gegrond verklaard en dit dwangbevel vernietigd voor zover daarbij het verhaal van de invorderingskosten is bevolen. De Kantonrechter heeft het verzet voor het overige ongegrond verklaard. Voorts heeft de Kantonrechter bepaald dat het voldane griffierecht door de griffier van het Kantongerecht zal worden terugbetaald.
2. Het cassatieberoep
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de beschikking voor zover daarbij het verzet gegrond is verklaard - is ingesteld door [betrokkene]. Namens deze heeft de door hem schriftelijk gemachtigde J.A.P.F. Hoens, verbonden aan het Bureau voor Rechtshulp te Utrecht, de volgende middelen van cassatie voorgesteld:
I. Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet in achtneming nietigheid met zich meebrengtdoordat de kantonrechter overweegt:
Bij adreswijziging draagt de betrokkene zelf het risico dat de beslissing of de aanmaning van de officier van justitie hem niet op tijd bereikt. De betrokkene zal er dus zelf zorg voor moeten dragen dat de adreswijziging wordt gemeld aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Wanneer dat niet gebeurt zijn de gevolgen voor rekening van betrokkene. Zo ook in dit geval.
Datzelfde geldt voor het geval de kantonrechter het recht wel juist zou hebben opgevat. Een juiste toepassing van het recht had met zich meegebracht dat de kantonrechter had gemotiveerd waarom zoals hij uitdrukkelijk overweegt
ook in dit geval
de gevolgen voor rekening van eiser zijn.
Het toedelen van bepaalde risico's kan slechts geschieden op basis van de omstandigheden van het geval. Ook als uit het recht in het algemeen een bepaalde risicoverdeling voortvloeit. De omstandigheden van het geval kunnen immers met zich meebrengen dat van de algemene regel moet worden afgeweken.
7.
Eiser heeft zich in zijn verweer met name beroepen op de omstandigheden van zijn geval. In dat kader heeft hij verwezen naar de data van zijn verhuizing en de verkoop van de auto waarmee de overtredingen zouden zijn begaan.
De kantonrechter heeft nergens gemotiveerd waarom deze omstandigheden in dit verband niet van belang waren. Dat blijkt uit lezing van het onder I. geciteerde gedeelte uit de beschikkingen.
Daarin staat te lezen hoe de kantonrechter de wet uitlegt. Vervolgens stelt hij: "Zo ook in dit geval". Waarom dat zo (ook in dit geval) is staat in de beschikkingen nergens gemotiveerd.
Toelichting ad II.
8.
Artikel 26 van de wet AHV regelt niet wanneer de officier van justitie bevoegd is om tot inning via een deurwaarder over te gaan. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat de officier van justitie niet in alle gevallen van deze bevoegdheid gebruik maakt. De rechtsbescherming van de verkeersovertreder vertoont immers grote gelijkenis met die welke wordt geboden in de wet AROB. Dit overwoog de Hoge Raad in zijn arrest van 8 juli 1992, Rechtspraak van de Week 1992, 191 (onder 5.3.2). De Raad verwees hierbij naar een opmerking in de Memorie van Toelichting op het ontwerp van de Wet AHV (p. 14).
9.
Dit brengt met zich mee dat de officier van justitie (net als elk administratief orgaan) zich ten opzichte van de burger dient te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zie artikel 8 lid 1 onder d Wet Arob). Deze beginselen zijn ondermeer geschonden als er geen evenredigheid bestaat tussen de ernst van de gedraging en de financiële consequenties voor de betrokkene. Er is dan sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel (zie de jurisprudentie genoemd door Loeb e.a., De wet Arob Toegepast, Nijmegen 1990, p. 126). In het kader van de Algemene Wet Bestuursrecht krijgt het beginsel kracht van wet (zie artikel 3.2.3 lid 2 voorontwerp Algemene Wet Bestuursrecht).
10.
De officier van justitie dient daarom de uitoefening van zijn bevoegdheid mede te laten afhangen van de omstandigheden van het geval. Daartoe had hij in casu onder andere moeten nagaan of er een minder bezwarende executie mogelijkheid voor handen was. En of de kostbare executie via een deurwaarder in een evenredige verhouding stond tot de te innen bedragen (zie in deze zin L.J.J. Rogier, De wet Mulder, Arnhem 1990, p. 127).
11.
De officier was hiertoe temeer verplicht daar eiser in redelijkheid geen verwijt kon worden gemaakt. Het was niet zijn schuld dat de officier van justitie niet beschikte over zijn meest recente adres. Hij was niet verplicht om zijn adreswijziging aan het Kentekenregister door te geven. Hij had immers geen auto op het moment van verhuizing. Hoe had hij overigens kunnen weten dat de officier alle post zou sturen naar het adres zoals dat bij het Kentekenregister stond geregistreerd?
12.
Eiser heeft na zijn verhuizing gedaan wat hij behoorde te doen. Hij heeft de gemeentelijke autoriteiten ingelicht. Zijn nieuwe adres is in de gemeentelijke registers opgenomen. Ten overstaan van de kantonrechter heeft hij bewijzen hieromtrent overgelegd.
13.
De officier van justitie had contact kunnen opnemen met de bevolkingsadministratie van de gemeente en daarmee op eenvoudige wijze achter het juiste adres kunnen komen. Langs deze weg had hij zelf met eiser contact kunnen opnemen over het betalen van de boete. Hetzelfde geldt voor de verhogingen en het dwangbevel (voor het geval eiser de kosten hiervan zou zijn verschuldigd). Eiser was dan in de gelegenheid geweest te betalen zonder dat hij bijkomende hoge (deurwaarders)kosten zou zijn verschuldigd. De officier van justitie heeft hem in casu deze mogelijkheden onthouden.
14.
De kantonrechter had moeten onderzoeken of de officier van justitie zich in bovengenoemd kader aan zijn verplichtingen als administratief orgaan heeft gehouden. Met inachtneming van zijn bevindingen hieromtrent had hij zijn beschikkingen dienen te motiveren. Dat is niet gebeurd. De kantonrechter heeft niet gemotiveerd waarom hij vond dat eiser in cassatie de kosten voor het uitbrengen van de deurwaardersexploiten verschuldigd was. Dit zijn verzuimen die vernietiging van de beschikkingen tot gevolg moeten hebben. De kantonrechter had immers moeten onderzoeken of en motiveren waarom in casu deze kosten voor rekening van eiser behoren te komen.
15.
Een zorgvuldige motivering was te meer op zijn plaats geweest nu de dwangbevelen beide apart zijn betekend op 5-5-’92. Niets had betekening via een gezamelijk deurwaardersexploit in de weg gestaan. Via betekening middels 2 exploiten heeft de officier van justitie dus nodeloos kosten veroorzaakt.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie De Advocaat-Generaal Meijers heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen naar de Kantonrechter te Utrecht.
4. Motivering van de bestreden beschikking De Kantonrechter heeft de bestreden beschikking als volgt gemotiveerd:
Aan opposant is op 8 september 1991 een administratieve sanctie opgelegd als bedoeld in artikel 2 van de wet. Het bedrag der sanctie beliep ƒ 35,00.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Beekhuis, Mout, Keijzer en Bleichrodt in bijzijn van de griffier Sillevis Smitt-Mülder, en uitgesproken op 15 juli 1993.