ECLI:NL:GHDHA:2025:1412 - Gerechtshof Den Haag - 22 juli 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer : 200.355.205/01 Rekestnummer rechtbank : C/10/25/126 R
Arrest van 22 juli 2025
in de zaak van
[appellante], wonend in [woonplaats], appellante, hierna te noemen: [appellante], advocaat: mr. A.F.I. Derby, kantoorhoudend in Rotterdam.
1 Het verloop van de procedure
1.1 Op [appellante] is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2025 de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard, met als ingangsdatum 15 januari 2025. Bij verzoekschrift (met producties), ingekomen ter griffie van het hof op 29 mei 2025, heeft zij hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis. Het hof heeft kennis genomen van door [appellante] nader overgelegde producties.
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Verschenen is: [appellante], bijgestaan door haar advocaat.
2 De beoordeling van het hoger beroep
2.1 De rechtbank heeft het verzoek van [appellante] om de wettelijke schuldsaneringsregeling op haar van toepassing te verklaren toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank aanleiding gezien de termijn van de regeling eerder te laten ingaan, te weten op 15 januari 2025. Ten aanzien van het verzoek van [appellante] om een eerdere ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling heeft de rechtbank – samengevat – het volgende overwogen.
2.2 De rechtbank stelt vast dat [appellante] gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject op basis van haar inkomen geen afloscapaciteit heeft gehad en dat om die reden aan de schuldeisers een zogenoemd nulaanbod is gedaan. De vaststelling in het nulaanbod dat [appellante] geen afloscapaciteit heeft, moet op één lijn worden gesteld met een eerste aflossing (als bedoeld in artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet). [appellante] heeft vanaf 15 januari 2025 voldaan aan haar afdrachtverplichting, omdat zij toen aan de schuldeisers een zogenoemd nulaanbod heeft gedaan. Daarnaast is in de periode van het schuldhulpverleningstraject ook aan de inspanningsverplichting voldaan.
2.3 [appellante] is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij verzoekt het hof te bepalen dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling begint op 30 augustus 2024 of op een eerdere datum dan 15 januari 2025. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat het nulaanbod aan de schuldeisers pas op 15 januari 2025 is gedaan, aangezien zij reeds eerder een eerste nulaanbod heeft gedaan, te weten op 22 oktober 2024. Op 30 augustus 2024 is het (gewijzigde) schuldhulpverleningstraject bij de Kredietbank Rotterdam van start gegaan.
2.4 Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting overweegt het hof als volgt. [appellante] heeft ter zitting van het hof een brief van de gemeente Rotterdam van 22 oktober 2024 overgelegd, waaruit blijkt dat zij op die datum een nulaanbod aan haar schuldeisers heeft gedaan. Daarnaast heeft [appellante] aannemelijk gemaakt dat de daarop volgende voorstellen aan haar schuldeisers slechts zijn gedaan om systeemtechnische redenen of omdat het totaal van de schulden is aangepast. Het aanbod bij die nieuwe voorstellen is ook telkens een nulaanbod geweest, zodat er voor de schuldeisers geen verandering was in het te verwachten percentage voor betaling van de schulden. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat het nulaanbod van 22 oktober 2024 in de specifieke omstandigheden van dit geval op één lijn kan worden gesteld met ‘eerste aflossing’ in de zin van artikel 349a Fw. [appellante] heeft namelijk vanaf 22 oktober 2024 voldaan aan haar afdrachtverplichting, omdat zij toen aan de schuldeisers het eerste zogenoemd nulaanbod heeft gedaan. Daarnaast is in de periode van het schuldhulpverleningstraject ook aantoonbaar voldoende aan de inspanningsverplichting voldaan. [appellante] ontvangt een Participatiewet-uitkering en heeft in het kader van de toepassing van die wet een ontheffing van de sollicitatieverplichting tot en met 14 mei 2026. Het hof zijn geen redenen gebleken dat [appellante] desondanks in staat zou zijn betaalde arbeid te verrichten. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. Het hof stelt de ingangsdatum vast op 22 oktober 2024, de dag waarop in dit geval het eerste nulaanbod aan de schuldeisers is gedaan.
2.5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis ten aanzien van de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling dient te wordenvernietigd.
3 De beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2025;
en opnieuw beslissende:
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 22 oktober 2024
de einddatum op 22 april 2026;
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.G.C. Veneman, H.J. van Harten en M.C.M. van Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.