ECLI:NL:GHARL:2025:5797 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 23 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.796 (zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 581777)
beschikking van 23 september 2025
inzake
[verzoeker], wonende [woonplaats1] ,verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader, advocaat: mr. N. el Hadje,
en
[verweerster], wonende te [woonplaats2] , verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder, advocaat: mr. W.H.A. de Koning.
1 1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
2.2 De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] heeft in een ongedateerde brief, inkomen bij het hof op 9 september 2025, aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 9 september 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
3 De feiten
3.1 De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2016. De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2 Op 8 november 2023 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld, waarbij zij omgang hebben:
3.3 Bij vonnis in kort geding van 24 april 2024 heeft de voorzieningenrechter de moeder veroordeeld tot nakoming van deze omgangsregeling, met oplegging van een dwangsom.
3.4 De moeder heeft de rechtbank verzocht om:
3.5 De vader heeft bij de rechtbank geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder.
4 De omvang van het geschil
4.1 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] in die zin gewijzigd dat de vader en [de minderjarige] voortaan één keer per week omgang hebben onder professionele begeleiding, waarbij de dag en de tijden afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van de begeleiding.
4.2 De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de oorspronkelijke omgangsregeling, zoals neergelegd in de beschikking van 8 november 2023, wordt hervat, kosten rechtens.
4.3 De moeder voert verweer. De moeder vraagt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep of dit verzoek af te wijzen.
5 De motivering van de beslissing
Ontvankelijkheid
5.1 Het hof dient allereerst te beoordelen of de vader zijn verzoek in hoger beroep op tijd heeft ingediend. Volgens de moeder heeft de vader te laat hoger beroep ingediend.
5.2 Op grond van het bepaalde in artikel 806 lid 1 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep van een beschikking worden ingesteld.
5.3 In de bestreden beschikking staat dat de uitspraak (mondeling) is gedaan op 11 oktober 2024. De termijn voor het instellen van het hoger beroep liep daarmee tot en met 11 januari 2025. De vader heeft op 11 januari 2025 hoger beroep ingesteld. Dat betekent dat de vader zijn verzoek in hoger beroep op tijd heeft ingediend. De vader kan dus worden ontvangen in zijn verzoek in hoger beroep en het hof zal het verzoek in hoger beroep inhoudelijk beoordelen.
5.4 De vader stelt verder dat de procedure bij de rechtbank niet goed is verlopen. Hij zou de oproep voor de zitting pas kort van tevoren hebben ontvangen en is daarom niet naar de zitting gekomen en zijn recht op hoor en wederhoor is geschonden. Het hof overweegt verder dat de procedure in hoger beroep er mede toe strekt om eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te herstellen. De man is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gehoord en heeft daar ook zijn inhoudelijke bezwaren tegen de bestreden beschikking kenbaar gemaakt en toegelicht. Dit bezwaar van de man tegen de bestreden beschikking (grief) slaagt dus niet.
Inhoudelijk
5.5 In artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing over de omgang kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.6 De rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen dat onbegeleide omgang niet meer in het belang van [de minderjarige] is. De moeder kan [de minderjarige] tijdens de omgang niet bereiken en de vader brengt [de minderjarige] niet altijd terug na de omgang. Daarnaast vindt de rechtbank het zeer zorgelijk dat de vader nog steeds geen hulp accepteert voor zijn agressieproblemen, terwijl dit al lange tijd van hem wordt gevraagd. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de omgang professioneel moet worden begeleid. Op die manier, zo heeft de rechtbank overwogen, kan worden onderzocht of de vader tijd en aandacht heeft voor [de minderjarige] en of de vader voldoende bij [de minderjarige] kan aansluiten.
5.7 Uit de stukken en alles wat bij de mondelinge behandeling bij het hof is besproken is gebleken dat de moeder na de bestreden beschikking begeleide omgang heeft geregeld bij [naam1] . Er zijn data en tijdstippen afgesproken en de eerste keer is moeder daar met [de minderjarige] naartoe gegaan en hebben zij een uur gewacht. Vader is niet gekomen. Volgens de moeder was [de minderjarige] erg teleurgesteld. De daaropvolgende afspraken zijn niet doorgegaan omdat de vader niet aan [naam1] heeft bevestigd dat hij zou komen. De vader heeft zelfs helemaal niet gereageerd, ook niet op de brief van moeders advocaat over de begeleide omgang. Ook het Buurtteam dat de moeder begeleidt heeft geen contact kunnen krijgen met de vader.
5.8 De vader heeft verteld dat hij geen berichten over de begeleide omgang heeft ontvangen. Hij heeft ook verteld dat hij alleen maar onbegeleide omgang wil, omdat hij niet wil dat hij contact heeft met [de minderjarige] in een “gevangenis”. Hij heeft niets verkeerd gedaan en in het verleden is de omgang altijd goed verlopen. Met [naam1] heeft hij slechte ervaringen, maar op de vragen van het hof daarover heeft de vader verteld dat de inzet van een andere begeleidende instantie zijn standpunt niet verandert. Hulpverlening voor hemzelf is niet nodig, en daarom heeft hij met de adviezen daarover niets gedaan. De vader betwist dat hij agressief is. Hij vertelt dat het klopt dat hij [de minderjarige] veel bij zijn familie brengt. Zijn familie vindt het heel belangrijk om contact te hebben met [de minderjarige] .
5.9 De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het hof geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Er is al veel hulpverlening ingezet binnen het gezin van [de minderjarige] en de raad heeft al verschillende onderzoeken gedaan. Tijdens het laatste raadsonderzoek, begin 2025, is op verschillende momenten en op verschillende manieren geprobeerd om in contact te komen met de vader, maar dat is niet gelukt. Er is al jaren strijd tussen de ouders en [de minderjarige] zit daartussen. Perioden dat er contact is tussen de vader en [de minderjarige] worden afgewisseld met perioden dat er geen contact is. Daardoor was er de afgelopen jaren veel onduidelijkheid voor [de minderjarige] over de omgang met de vader. De raad heeft daarom zorgen over [de minderjarige] . Tijdens het laatste raadsonderzoek heeft [de minderjarige] bij de raad gezegd dat hij geen contact wil met de vader en deze wens kwam authentiek over. Dat betekent volgens de raad niet dat er geen contact tussen de vader en [de minderjarige] kan zijn, maar wel dat het contact niet kan zoals de vader dat wil. Daarbij weegt de raad mee dat de vader weigert om in contact te komen met hulpverlening. De raad heeft verder verklaard dat de vader en de moeder allebei de neiging hebben om problemen buiten zichzelf te leggen. De vader verkleint en bagatelliseert bovendien de problematiek en weigert iedere hulp. De moeder heeft wel hulp gezocht bij het Buurtteam en daarnaast [naam1] gevraagd de omgang tussen de vader en [de minderjarige] te begeleiden.
5.10 Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank en het advies van de raad. Net als de rechtbank en de raad is het hof van oordeel dat begeleiding van de omgang nu in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. Ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de vader het bestaan van elk probleem ontkent. De vader heeft betoogd dat hij geen agressie- of emotieregulatie-problemen heeft en dat hij dus geen hulpverlening nodig heeft. [de minderjarige] heeft zowel bij de raad verklaard als aan het hof geschreven dat hij het niet fijn heeft bij de vader, dat de vader geen tijd voor hem heeft en de omgang vooral bij de familie van de vader is. Hij wil de vader niet meer zien. Deze verklaringen heeft de vader afgedaan als onzin en niet waar.
5.11 Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is verder gebleken dat de vader [de minderjarige] sinds de bestreden beschikking niet meer heeft gezien. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis in kort geding van 18 april 2025 waarin de vader nakoming van de omgangsregeling die gold voor de bestreden beschikking vroeg, al overwogen dat het de verantwoordelijkheid van de vader is om contact op te nemen met [naam1] om afspraken te maken om [de minderjarige] te kunnen zien. Inmiddels zijn bijna vijf maanden verstreken, maar de vader heeft geen contact gehad met [naam1] of op een andere manier geprobeerd om in contact te komen met [de minderjarige] . De vader wil enkel en alleen dat de oude omgangsregeling wordt hervat; hij staat niet open voor begeleide omgang. De raad heeft in dit kader verklaard dat onbegeleide omgang op dit moment niet passend voor [de minderjarige] is, zelfs niet als slechts een beperkte omgangsregeling wordt vastgesteld. Door zijn opstelling heeft de vader nu al lange tijd geen contact met [de minderjarige] . Uit de verklaringen van de vader volgt naar het oordeel van het hof dat de vader niet in staat is om in het belang van [de minderjarige] te handelen en een stap terug te doen om het contact te herstellen. Het hof benadrukt dat de moeder openstaat voor begeleide omgang en [de minderjarige] hierin stimuleert. De vader heeft dus de sleutel in handen om het contact met [de minderjarige] te herstellen.
5.12 Al deze omstandigheden maken dat het hof de beslissing van de rechtbank in stand laat.
6 De slotsom
6.1 Op grond van wat hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover deze ziet op de daarin vastgestelde omgangsregeling, bekrachtigen.
6.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen proceskosten betaalt.
7 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 oktober 2024, voor zover deze ziet op de daarin vastgestelde omgangsregeling;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, P.B. Kamminga en H. Phaff, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 23 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.