Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5675 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 16 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:567516 september 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.350.744 (zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 11191570)

beschikking van 16 september 2025

inzake

[verzoeker], wonende te [woonplaats1] ,verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] , advocaat: mr. G. Grijs.

Het hof heeft als belanghebbenden aangemerkt:

[de bewindvoerder], wonende te [woonplaats2] , verder te noemen: de bewindvoerder,

en

[de zus], wonende te [woonplaats3] , verder te noemen: de zus.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, Bewindsbureau, locatie Utrecht) van 8 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2 Het geding in hoger beroep

2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 februari 2025.

2.2 De mondelinge behandeling heeft op 21 augustus 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:

3 De feiten

3.1 [verzoeker] is geboren [in] 1981. [verzoeker] is de zoon van de bewindvoerder.

3.2 Bij beschikking van 30 september 2015 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen van [verzoeker] .

4 De omvang van het geschil

4.1 De bewindvoerder heeft in eerste aanleg verzocht het bewind op te heffen.

4.2 Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. In die beschikking heeft de kantonrechter verder overwogen dat hij van plan is om de bewindvoerder als bewindvoerder te ontslaan. De kantonrechter heeft daarom de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 30 november 2024 een bereidverklaring van een opvolgend bewindvoerder over te leggen.

4.3 [verzoeker] is met twee grieven in hoger beroep gekomen. [verzoeker] verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:

5 De motivering van de beslissing

5.1 Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve.

5.2 Het hof overweegt allereerst dat de kantonrechter de goederen die aan [verzoeker] toebehoren of zullen toebehoren op 30 september 2015 onder bewind heeft gesteld op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. In die periode ging het niet goed met [verzoeker] . Zijn vader was overleden en dat had grote impact op (het functioneren van) [verzoeker] . De familie van [verzoeker] beheerde op dat moment ook al enige jaren zijn financiën.

5.3 Het hof overweegt dat sinds het instellen van het bewind inmiddels tien jaar is verstreken. Het gaat al langere tijd beter met [verzoeker] . De in het najaar van 2024 uitgesproken zorgmachtiging is niet meer nodig en [verzoeker] heeft sinds december 2024 een eigen appartement bij [naam1] in [woonplaats1] . De dosering van zijn medicatie is verlaagd, waardoor [verzoeker] stabieler en minder moe is. Het hof overweegt in dit kader dat [verzoeker] zelfstandig en trouw zijn medicatie inneemt. Dit alles blijkt niet alleen uit wat [verzoeker] , de bewindvoerder en de zus hebben verteld tijdens de mondelinge behandeling. Bij beschikking van 8 november 2024 heeft de kantonrechter het mentoraat opgeheven, omdat de noodzaak voor een mentorschap inmiddels ontbreekt.

5.4 Het hof overweegt verder dat de financiële situatie van [verzoeker] stabiel en overzichtelijk is. [verzoeker] ontvangt een uitkering en het grootste deel van zijn uitgaven wordt gedaan via automatische incasso. [verzoeker] beheert bovendien al ruim twee jaar zijn eigen financiën. Zo heeft hij zelf het beheer over zijn pinpas en dat gaat goed. De bewindvoerder kijkt mee met de financiën, maar hoeft niet in te grijpen of te helpen. [verzoeker] heeft ook een duidelijk beeld van zijn inkomsten en uitgaven. Zo kon [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep toen het hof daarnaar vroeg de hoogte van zijn uitkering uit zijn hoofd vertellen en heeft hij voor ogen welke vaste lasten hij heeft. [verzoeker] heeft geen schulden en heeft zelfs wat geld weten te sparen. Voor dit spaargeld heeft [verzoeker] een duidelijk doel, namelijk een gezinsvakantie met zijn moeder (de bewindvoerder) en zus naar Egypte. Het lukt [verzoeker] ook dit (financiële) doel te behalen. Tot slot hebben de bewindvoerder en de zus zich bereid verklaard om [verzoeker] te helpen en te adviseren als [verzoeker] hulp nodig heeft. [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling in het verlengde hiervan verklaard daadwerkelijk hulp te zullen vragen als dat nodig is. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de noodzaak van het bewind niet langer bestaat, zodat het bewind kan worden opgeheven. Het hof weegt in deze beoordeling mee dat zij van de bewindvoerder en [verzoeker] hebben vernomen dat een bewind door [naam1] niet als voorwaarde wordt gesteld, zodat bij opheffing van het bewind geen onzekerheid zal ontstaan over de woonsituatie van [verzoeker] .

6 De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover deze gaat over het laten bestaan van het bewind, vernietigen en beslissen als volgt.

7 De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, Bewindsbureau, locatie Utrecht) van 8 november 2024, voor zover deze gaat over het laten bestaan van het bewind, en opnieuw beschikkende:

heft het bewind over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoeker] , geboren [in] 1981, met ingang van 1 oktober 2025 op;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K. Mans en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 16 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.