Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5268 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 26 augustus 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:526826 augustus 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtInsolventierecht

Arrest inhoud

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.356.058 zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo C/08/22/155 en 156

arrest van 26 augustus 2025

in de zaak van

[appellant] ( [appellant] ) en [appellante] ( [appellante] ) die wonen in [woonplaats] advocaat: mr. M.P. Smit

1 De procedure bij de rechtbank

1.1. De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, (hierna: de rechtbank) heeft bij vonnissen van 5 december 2022 ten aanzien van [appellanten] de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: wsnp) uitgesproken. Daarbij is [naam1] tot bewindvoerder benoemd (hierna: de voormalig bewindvoerder). De voormalig bewindvoerder heeft het hof in het e-mailbericht van 10 juli 2025 laten weten dat H.J. Koop (hierna: de bewindvoerder) in haar plaats zal worden benoemd tot bewindvoerder.

1.2. De rechtbank heeft in het vonnis van 16 juni 2025, op verzoek van de voormalig bewindvoerder, de toepassing van de wsnp ten aanzien van [appellanten] tussentijds beëindigd en bepaald dat zij van rechtswege in staat van faillissement zullen komen te verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. 2. De procedure bij het hof

2.1. In het op 24 juni 2025 bij het hof binnengekomen beroepschrift hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 juni 2025. Zij hebben het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en te bepalen dat de toepassing van de wsnp ten aanzien van hen wordt voortgezet, eventueel met een verlenging van de looptijd daarvan.

2.2. Het hof heeft kennisgenomen van:

  • het beroepschrift

  • het bericht van 1 juli 2025 namens [appellanten] met bijlagen

  • het bericht van 3 juli 2025 van de voormalig bewindvoerder met bijlagen

  • het bericht van 4 juli 2025 namens [appellanten] met bijlagen

  • het bericht van 10 juli 2025 van de voormalig bewindvoerder

  • het bericht van 14 augustus 2025 namens [appellanten] met bijlagen

2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2025, waarbij [appellanten] zijn verschenen, bijgestaan door mr. Smit. Daarnaast is de bewindvoerder verschenen. De beschermingsbewindvoerder is niet verschenen.

3 De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1. Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen en de looptijd van de wsnp verlengen met maximaal een jaar. Dat wordt hierna toegelicht.

De feiten en het oordeel van de rechtbank

3.2. Wegens arbeidsongeschiktheid en ontslag zijn [appellanten] rond 2012 in de financiële problemen geraakt. In 2014 heeft de hypotheekhouder vanwege betalingsachterstanden hun woning laten verkopen. Er resteerde een restschuld van ruim € 100.000. [appellanten] huren sindsdien de verkochte woning van de nieuwe eigenaren, eerst tegen een huurprijs van € 710 per maand. Inmiddels bedraagt de huurprijs € 756 per maand. Zij hebben enige tijd in staat van faillissement verkeerd, maar dat is opgeheven bij gebrek aan baten. Met hulp van hun voormalig beschermingsbewindvoerder zijn [appellanten] op 5 december 2022 toegelaten tot de wsnp.

3.3. In januari 2024 heeft de voormalig bewindvoerder een jaarafrekening van Vattenfall ontvangen voor energiekosten. Daaruit volgt dat [appellanten] vanwege een hoger energieverbruik dan geschat € 5.056,73 moeten bijbetalen voor de periode van 6 december 2022 tot en met 31 oktober 2023. Voor de periode van 9 november 2023 tot en met 10 november 2024 moeten zij bovendien nog € 2.899,67 aan energiekosten bijbetalen, zo volgt uit de jaarafrekening over die periode. In eerste instantie was de oorzaak van het hoge energieverbruik onduidelijk; de in opdracht van de beschermingsbewindvoerder uitgevoerde energiescan gaf geen duidelijke verklaring voor het hoge verbruik. Toen de beschermingsbewindvoerder huurtoeslag voor [appellanten] wilde aanvragen werd duidelijk dat hun dochter, samen met haar partner en hun kind, ook op het adres van [appellanten] stonden ingeschreven. Zij wonen in een bijgebouw achter de woning van [appellanten] , maar hebben geen afzonderlijke energiemeter. Daarmee is het hoge energieverbruik te verklaren. [appellanten] hebben de bewindvoerder daarover niet ingelicht, ondanks hun informatieplicht en het overleg dat er is geweest met de bewindvoerder over de mogelijke oorzaak van het hoge energiegebruik.

3.4. Naast de schuld aan Vattenfall is er ook een achterstand in de boedelafdracht ontstaan, doordat de loonstroken niet tijdig werden aangereikt en de boedelafdracht vervolgens niet tijdig werd overgemaakt. De totale achterstand bedroeg in mei 2024 € 2.021,21. De beschermingsbewindvoerder heeft een betalingsregeling getroffen, waardoor de achterstand op 7 mei 2025 nog € 958,60 bedroeg.

3.5. De rechtbank heeft de wsnp van [appellanten] tussentijds beëindigd omdat zij bovenmatige nieuwe schulden hebben laten ontstaan die binnen de looptijd van de wsnp niet kunnen worden ingelost en zij bovendien hun inlichtingenplicht hebben geschonden (artikel 350 lid 3 sub c en d Fw).

Het standpunt van [appellanten]

3.6. Volgens [appellanten] heeft de rechtbank bij de beoordeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging de (bijzondere) omstandigheden van het geval onvoldoende afgewogen. [appellanten] dragen niet alleen de kosten voor hun eigen energieverbruik, maar ook de kosten voor het verbruik van de huurders van het bijgebouw op hetzelfde adres. Momenteel wonen daar de dochter en schoonzoon van [appellanten] , met hun kind. Omdat de woningen hetzelfde adres hebben, is het niet mogelijk om afzonderlijke energiemeters te installeren. [appellanten] hebben met hun verhuurder afgesproken dat zij de energiekosten voor de beide woningen betalen en dat de verhuurder de huur niet zou verhogen. Zij hebben altijd een lage huur gehad van niet meer dan € 756 per maand. Zij hebben volgens hen deze informatie niet bewust verzwegen maar het is hun ontschoten vanwege redenen die hieronder onder 3.9 nader zullen worden beschreven.

3.7. Inmiddels is de energieovereenkomst door de dochter en schoonzoon van [appellanten] overgenomen. Zij betalen nu maandelijks € 250 voor hun energieverbruik aan hun dochter. [appellanten] zijn inmiddels AOW-gerechtigd en zij ontvangen aanvullend pensioen, waarmee gespaard wordt voor de schuldeisers. Zij dragen maandelijks extra af om de achterstand in de boedelafdracht in te lopen. Daarnaast hebben zij een tante en twee nichten bereid gevonden om een schenking te verstrekken, zodat de schuld aan Vattenfall deels kan worden afgelost. Het restant willen [appellanten] zelf aflossen. Zij zullen de inlichtingenplicht in het vervolg strikt naleven.

De beoordeling door het hof

3.8. Vaststaat dat [appellanten] een boedelachterstand hebben laten ontstaan van ongeveer € 2.000. Daarnaast hebben zij tijdens de wsnp voor een bedrag van bijna € 8.000 aan nieuwe energieschulden laten ontstaan. Over de oorzaak van de hoge energieafrekeningen, namelijk dat [appellanten] ook de energiekosten betalen van het bijgebouw, hebben zij de voormalig bewindvoerder niet geïnformeerd. Het laten ontstaan van bovenmatige schulden tijdens de wsnp en het niet (volledig) voldoen aan de afdrachtplicht zijn in principe redenen voor tussentijdse beëindiging van de wsnp. Dat geldt ook voor het niet verstrekken van inlichtingen aan de bewindvoerder, als dit een duidelijke aanwijzing vormt dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de wsnp ontbreekt.

3.9. Het hof ziet in dit geval onvoldoende aanleiding om de wsnp tussentijds te beëindigen. De goederen van [appellanten] zijn sinds juli 2019 onder bewind gesteld. Sinds die periode worden hun energiecontracten daarom door de beschermingsbewindvoerder afgesloten en de beschermingsbewindvoerder ontvangt ook de jaarafrekeningen daarvan. In de periode voordat hun goederen onder bewind zijn gesteld verkeerden [appellanten] in staat van faillissement en daarvoor hebben zij via verschillende organisaties hulp gehad bij de organisatie van hun financiën. Op de zitting bij het hof verklaarde [appellant] dat zij voor het laatst in 2014 zelf een contract bij een energiemaatschappij hebben afgesloten. Zij hebben om die reden jarenlang geen inzicht gehad in het verbruik en de daarmee gepaard gaande hoge kosten, die de laatste jaren bovendien enorm zijn gestegen. Op de zitting bij het hof verklaarden [appellanten] dat zij al sinds het begin van de huur in 2015 gewend waren de energiekosten van de beide woningen te betalen en zij zagen de oorzaak van de hoge energiekosten daarom vooral in de verouderde apparaten die zowel zijzelf als de huurders van het bijgebouw gebruikten. Zij hebben die apparaten daarom zoveel mogelijk vervangen. Zij wisten niet dat zij jaarlijks telkens zo’n hoge eindafrekening hadden omdat hun voormalig beschermingsbewindvoerder die informatie niet met hen deelde. Zij waren zich niet meer zo bewust van de afspraak met de verhuurder over de betaling van de energiekosten van de beide woningen en stonden er daarom ook niet bij stil om de (beschermings)bewindvoerder daarover in te lichten. Van enig bewust verzwijgen was geen sprake. De oorzaak van de nieuwe schuld is inmiddels weggenomen; de dochter en schoonzoon van [appellanten] zijn een energiecontract op hun naam aangegaan en zij ontvangen een redelijke vergoeding van € 250 van [appellanten] voor hun energieverbruik. Het risico op nieuwe energieschulden is daarmee weggenomen. Bovendien is een gedeelte van de energieschuld inmiddels voldaan en het resterende gedeelte van ongeveer € 2.000 kan deels gedurende de resterende looptijd en deels tijdens een verlenging van de looptijd van de wsnp worden afgelost, zo begrijpt het hof uit de berekening zoals die door de bewindvoerder op de zitting is voorgehouden.

3.10. Ook de achterstand in de boedelafdracht die volgens de bewindvoerder op dit moment nog € 1.029 bedraagt levert onvoldoende reden op om de wsnp tussentijds te beëindigen. Op de zitting bij het hof verklaarde de bewindvoerder dat de achterstand is ontstaan door een omvangrijke nabetaling van het pensioenfonds die tot een herberekening van het vtlb heeft geleid en dat [appellanten] daarvan geen verwijt treft. Om de achterstand in te lopen, dragen [appellanten] maandelijks extra af aan de boedel. Ook het tekort in de boedelafdracht kan deels gedurende de resterende looptijd en deels tijdens een verlenging van de looptijd van de wsnp worden voldaan.

3.11. De bewindvoerder staat niet onwelwillend tegenover een voortzetting van de wsnp. Wel vindt hij, gelet op de aflossing van de nieuwe schuld en het inlopen van de boedelachterstand, een verlenging van de looptijd aangewezen. Ook [appellanten] willen met een verlenging van de looptijd de wsnp tot een goed einde te brengen. De looptijd van de wsnp zal worden verlengd met één jaar, tot uiterlijk 5 december 2026, of zoveel minder als nodig is om de nieuwe schuld aan Vattenfall af te lossen en de achterstand in de boedelafdracht in de lopen. Van [appellanten] wordt verlangd dat zij zich gedurende de resterende looptijd van hun regeling stipt zullen houden aan alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen, waaronder de maandelijkse afdrachtplicht. Daarnaast wijst het hof hen er met nadruk op dat zij de bewindvoerder tijdig, gevraagd en ongevraagd alle voor de wsnp relevante informatie moeten verstrekken.

Conclusie

3.12. Het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het hof zal beslissen zoals hierna is vermeld.

4 De beslissing

Het hof:

4.1. vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 16 juni 2025 en beslist als volgt:

4.2. wijst het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de wsnp alsnog af;

4.3. bepaalt dat de toepassing van de wsnp ten aanzien van [appellanten] wordt voortgezet en verlengt de looptijd van deze regeling tot uiterlijk 5 december 2026, of zoveel eerder als de nieuwe schuld aan Vattenfall is afgelost en de boedelachterstand is ingelopen.

Dit arrest is gewezen door mrs. D.M.I. De Waele, H.L. Wattel en M.P.M. Hennekens en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.