Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5090 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 14 augustus 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:509014 augustus 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.351.362/01 (zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 196368)

beschikking van 14 augustus 2025

op het hoger beroep van:

[verzoeker](de vader), wonende te [woonplaats1] , verzoeker in hoger beroep, advocaat: mr. P.F.M. Deijkers te Hoorn,

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

[de moeder](de moeder), wonende te [woonplaats2] , advocaat mr. J. Doornbos te Groningen.

en

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering(de GI), locatie Leeuwarden.

In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend: de raad voor de kinderbescherming(de raad),regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1 De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 15 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 De procedure in hoger beroep

2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 13 februari 2025;

  • een journaalbericht namens de vader van 12 maart 2025 met bijlage(n);

  • een journaalbericht namens de vader van 24 maart 2025;

  • een brief van de GI van 2 april 2025 met bijlage(n);

2.2 [de minderjarige1] heeft op 4 augustus 2025 gesproken met een raadsheer van het hof. Van dit gesprek is tijdens de mondelinge behandeling verslag gedaan.

2.3 De mondelinge behandeling heeft op 5 augustus 2025 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI zijn twee vertegenwoordigers verschenen. Daarnaast is een vertegenwoordiger van de raad verschenen. Beide advocaten hebben ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde spreekaantekeningen.

3 De feiten

3.1. De ouders zijn gehuwd geweest. Zij zijn in 2021 gescheiden. Tijdens het huwelijk zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:

  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2012;

  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2015.

3.2. Bij eerdere beschikking van de rechtbank van 20 november 2023 heeft de rechtbank onder meer de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bepaald bij de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen telkens twee opeenvolgende weekenden van vrijdag 16.00 uur tot zondag 17.00/18.00 uur bij de vader verblijven en het weekend daarop bij de moeder, waarna de regeling wordt hervat. De vakanties dienden bij helfte te worden gedeeld tussen de ouders.

3.3 Bij beschikking van 15 juli 2022 heeft de kinderrechter [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de GI. De maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 15 januari 2026.

3.4 De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft op 14 augustus 2024 een brief ontvangen van [de minderjarige1] . De brief is doorgestuurd naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, omdat [de minderjarige1] in [woonplaats2] woont.

3.5 De kinderrechter heeft op 13 september 2024 met [de minderjarige1] gesproken.

3.6 Naar aanleiding van het gesprek heeft de kinderrechter de ouders, de GI en de raad uitgenodigd voor de zitting met gesloten deuren op 18 oktober 2024 om de brief van [de minderjarige1] te bespreken. De kinderrechter heeft uiteindelijk in de bestreden beschikking bepaald dat zij geen ambtshalve beslissing neemt op de aanvraag van [de minderjarige1] .

4 De omvang van het geschil

4.1 De vader is het niet eens met de beslissing. De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] met ingang van de meivakantie/ zomervakantie 2025 bij de vader te bepalen. Tevens heeft de vader verzocht een bijzondere curator te benoemen.

4.2 De moeder voert verweer en verzoekt het hof het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren dan wel af te wijzen.

5 De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet?

5.1 Als de ouders samen het gezag hebben kan de rechter op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan - voor zover hier relevant - omvatten:a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben; b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.

Wat beslist het hof

5.2 Het hof stelt voorop dat uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [de minderjarige1] bij zijn moeder liefdevol opgroeit. Toch is het hof van oordeel dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] in het belang van [de minderjarige1] is. Het hof legt dat hierna uit.

5.3 [de minderjarige1] heeft zich via de informele rechtsingang tot de kinderrechter gewend met de wens om bij zijn vader te wonen. [de minderjarige1] spreekt ook bij de GI al langere tijd deze wens uit. Tijdens het kindgesprek bij het hof heeft [de minderjarige1] deze wens herhaald en meerdere redenen genoemd waarom hij dat zo graag wil. Zo heeft hij onder meer aangegeven dat er in het dorp waar hij nu woont weinig te doen is en dat hij zich daar verveelt. Hij heeft verder verteld dat hij graag gaat klussen met zijn vader en dat hij zijn vader erg mist als hij bij zijn moeder is. [de minderjarige1] denkt dat hij zich bij zijn vader beter kan ontwikkelen. Verder heeft [de minderjarige1] aangegeven dat hij graag na de zomervakantie bij zijn vader wil wonen en dat hij hoopt dat hij dan gelijktijdig met de andere kinderen op school in [woonplaats1] kan beginnen.

5.4 Het hof constateert dat [de minderjarige1] een - al dan niet mede door zijn vader ingegeven - bestendige en consistente wens heeft om bij zijn vader te wonen. Hij heeft deze wens al langere tijd uitgesproken, en is daar nooit op teruggekomen. [de minderjarige1] komt zeer standvastig over in zijn verlangen, en lijkt pas rust te zullen vinden als zijn wens waarheid wordt. Mede gelet op het feit dat [de minderjarige1] 13 jaar oud is dient aan zijn wens belangrijke waarde te worden toegekend. Dat de vader eveneens de sterke wens heeft om [de minderjarige1] bij hem te laten wonen maakt volgens het hof, en anders dan de moeder meent, niet dat de wens van [de minderjarige1] niet authentiek is.

5.5 Het hof weegt verder mee dat de GI heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de wijziging van het hoofdverblijf van [de minderjarige1] . De GI concludeert dat [de minderjarige1] zeer volhardend is in zijn wens en de GI is van mening dat, indien het verzoek wordt afgewezen, dit een nadelig effect heeft op de ontwikkeling van [de minderjarige1] . De raad heeft op de mondelinge behandeling aangegeven enige jaren geleden onderzoek te hebben gedaan, en op dit moment minder zicht te hebben op het gezin dan de GI. Om die reden heeft de raad zich aangesloten bij het advies van de GI.

5.6 De moeder heeft op de mondelinge behandeling haar zorgen geuit over haar omgang met [de minderjarige1] indien de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader wordt bepaald. De moeder vreest dat haar rol als ouder van [de minderjarige1] door de vader gemarginaliseerd zal worden. De vader heeft ter zitting verklaard dat de moeder zich daarover geen zorgen hoeft te maken. Het afhouden van contact tussen de moeder en [de minderjarige1] zal volgens de vader niet aan de orde zijn. Het hof gaat er daarom van uit dat de vader zijn toezeggingen na zal komen, en ervoor zal zorgdragen dat de regeling tussen [de minderjarige1] en de moeder zal worden ondersteund en uitgevoerd. Daarbij acht het hof het van belang dat onder regie van de GI een zo ruim mogelijke zorgregeling tussen [de minderjarige1] en de moeder tot stand wordt gebracht, waarbij er ook naar gestreefd wordt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zoveel mogelijk gezamenlijk bij een van de ouders verblijven.

Het verzoek om benoeming van een bijzondere curator

5.7 Het hof ziet geen aanleiding een bijzondere curator voor [de minderjarige1] te benoemen. Daargelaten of een zaak als de onderhavige kan worden aangemerkt als belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW, is het hof van oordeel dat de belangen van [de minderjarige1] , door de betrokkenheid van de GI, voldoende worden behartigd, zodat de benoeming van een bijzondere curator hier geen meerwaarde heeft.

6 De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

wijzigt de beschikking van 20 november 2023 in die zin dat als volgt wordt beslist:

bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 te [plaats1] vanaf heden bij de vader is;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Veenstra, C. Koopman en F. Menso, bijgestaan door mr. E.M.M. Hendriks Vettehen als griffier, en is op 14 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.