Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5061 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 14 augustus 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:506114 augustus 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursstrafrecht

Arrest inhoud

zittingsplaats Leeuwarden

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 18 juni 2024, betreffende

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 187,50. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 437,50.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

  1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat”. Deze gedraging zou zijn verricht op 15 oktober 2022 om 11.35 uur op de N326 Graafseweg kruising Campusbaan in Nijmegen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

  2. De gemachtigde stelt dat de betrokkene de gedraging ontkent en voert hiertoe het volgende aan. De betrokkene is rechtdoor gereden, terwijl het verkeerslicht voor recht doorgaand verkeer groen licht uitstraalde. Volgens de gemachtigde volgt uit een arrest van het hof van 10 maart 2020 dat moet worden beoordeeld of de betrokkene kan worden aangemerkt als berijder van de voorsorteerstrook voor recht doorgaand verkeer.[1] De betrokkene kwam aanrijden en haalde de voertuigen in door die links te passeren. Tijdens dat passeren is de betrokkene tijdelijk en per ongeluk op de voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer terecht gekomen. In die zin deed de betrokkene niets anders dan wat motorrijders gedoogd zouden zijn te doen, namelijk de rij wachtende auto’s stapvoets langsrijden om vooraan bij het verkeerslicht te wachten op groen licht. Op het moment dat de betrokkene de voertuigen inhaalde sprong het verkeerslicht op groen en reed de betrokkene, zoals zijn intentie al die tijd was, rechtdoor. Onder verwijzing naar het hiervoor genoemde arrest is de gemachtigde van mening dat de betrokkene niet valt aan te merken als een berijder van de voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer, maar voor recht doorgaand verkeer. Op de tweede flitsfoto is te zien dat de betrokkene zich op de rijbaan voor recht doorgaand verkeer bevindt. Aldus heeft de betrokkene de gedraging niet verricht.

  3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 62 juncto artikel 68 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), waarin - voor zover van belang - is bepaald dat een weggebruiker moet stoppen bij een driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalt. Het stoppen dient in dat geval te geschieden voor de voor de bestuurder bestemde stopstreep (artikel 79 van het RVV 1990). Voorts is in artikel 78 van het RVV 1990 bepaald dat bestuurders van een motorvoertuig die op een kruispunt een bepaalde richting willen volgen, gebruik moeten maken van de voorsorteerstrook waarin deze richting wordt aangegeven.

  4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:

“De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto’s vastgelegd. Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 29.4 seconden. Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.”

  1. In het dossier bevinden zich twee foto’s. Hierop is het voertuig met voormeld kenteken te zien. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig van de betrokkene zich op de rijstrook voor links afslaand verkeer bevindt. Het verkeerslicht voor links afslaand verkeer straalt rood licht uit. Het verkeerslicht voor rechtdoor straalt groen licht uit. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig van de betrokkene de stopstreep voorbij is gereden. Het voertuig bevindt zich onder het verkeerslicht voor recht doorgaand verkeer en is hierbij een voertuig voorbijgereden dat eerder stond te wachten op het verkeerslicht voor recht doorgaand verkeer. Het verkeerslicht voor linksaf straalt nog steeds rood licht uit en het verkeerslicht voor rechtdoor straalt nog groen licht uit.

  2. Het hof stelt voorop dat, anders dan namens de betrokkene is gesteld, er geen (officieel gepubliceerde) beleidsregel bestaat dat bestuurders van motorfietsen wachtende auto’s voor een verkeerslicht zouden mogen passeren om zich vervolgens vooraan in de rij te kunnen positioneren. Op de foto’s is te zien dat de motorfiets van de betrokkene zich volledig op de voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer bevindt en zich tevens naast een eveneens rechtdoor gaande auto bevindt. Dit is geen vergelijkbare situatie met de omstandigheden zoals die zich in het door de gemachtigde aangehaalde arrest van dit hof voordeden, waarin sprake was van een geringe overschrijding met twee wielen door een personenauto van de doorgetrokken streep tussen de beide voorsorteerstroken om een rechtsaf slaande kraanwagen te passeren en niet van het inhalen van andere voertuigen in de wachtrij voor het verkeerslicht. De door de gemachtigde gemaakte vergelijking gaat dan ook niet op. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval is het hof van oordeel dat de betrokkene op zijn motorfiets moet worden aangemerkt als berijder van de voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer.

  3. Het bovenstaande brengt mee dat het verkeerslicht voor links afslaand verkeer het voor de betrokkene geldende verkeerslicht is. Nu de betrokkene niet is gestopt voor de stopstreep, terwijl het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde, staat vast dat de gedraging is verricht. Dat de betrokkene ná het voor hem bestemde rode licht te hebben genegeerd, een andere rijrichting heeft gekozen, maakt dat niet anders.

  4. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen. Aangezien de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek om vergoeding van proceskosten afwijzen.

De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Reuver als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Zie ECLI:NL:GHARL:2020:2054.


Voetnoten

Zie ECLI:NL:GHARL:2020:2054.