Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4026 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 1 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:40261 juli 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

locatie Arnhem

zaaknummer gerechtshof 200.354.383 zaaknummer rechtbank Gelderland 447624

beschikking van 1 juli 2025

over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige]

in de zaak van

[verzoekster](de moeder) die woont op een bij het hof bekend adres advocaat: mr. L.L.A. Cox,

en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (de GI) die is gevestigd in Arnhem.

1 Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 1 april 2026. Het hof beslist dat dit niet zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2 De feiten

2.1. [de minderjarige] is geboren [in] 2022 en is het kind van de moeder.

2.2. De moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .

2.3. [de minderjarige] woont bij de moeder.

2.4. [de minderjarige] is voor haar geboorte, op 12 augustus 2022 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd en loopt nog tot 1 april 2026.

2.5. Na de geboorte van [de minderjarige] hebben de moeder en [de minderjarige] drie maanden in een moeder-kindhuis gewoond. Na drie maanden is [de minderjarige] uit huis geplaatst. In juli 2024 is de moeder opnieuw met [de minderjarige] in een moeder-kindhuis gaan wonen. Sinds 4 december 2024 woont [de minderjarige] weer thuis bij de moeder.

3 De procedure bij de kinderrechter

3.1. De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met een jaar.

3.2. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 1 april 2026. Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 1 april 2025, op schrift gesteld op 15 april 2025.

4 De procedure bij het hof

4.1. De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. De moeder wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt.

4.2. De GI wil dat de beslissing in stand blijft.

De informatie die het hof heeft ontvangen

4.3. Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:

4.4. De mondelinge behandeling bij het hof was op 5 juni 2025. Aanwezig waren:

Tijdens deze mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder verklaard dat zij het door de GI ingediende verweerschrift onvoldoende met de moeder heeft kunnen bespreken. De advocaat kon daarom onvoldoende op het verweerschrift van de GI reageren. Daarop heeft het hof de behandeling van het verzoek in hoger beroep aangehouden en een nieuwe zittingsdatum bepaald.

4.5. Het hof heeft na de mondelinge behandeling van 5 juni 2025 de volgende stukken ontvangen:

4.6. De mondelinge behandeling is op 24 juni 2025 voortgezet. Aanwezig waren:

5 Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?

5.1. De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen[1]. Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.

5.2. De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen als aan de vereisten van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) nog steeds is voldaan. Dat mag steeds voor maximaal een jaar.[2]

Het verzoek in eerste aanleg

5.3. De GI heeft in het verzoek in eerste aanleg, ingekomen bij de rechtbank op 14 februari 2025, aangevoerd dat [de minderjarige] pas sinds kort weer bij de moeder woont en dat hulpverlening in het gezin van de moeder net is gestart en dus nog in de kennismakingsfase zit. Vanuit het psychodiagnostisch onderzoek (PO) van de moeder is gezegd dat het risico bestaat dat zij wordt overschat wanneer zij verblijft in een gestructureerde omgeving, zoals het moeder-kindhuis. Daarom vindt de GI het belangrijk om te volgen hoe de moeder de opvoedsituatie van [de minderjarige] vorm geeft en die kan blijven vasthouden nu [de minderjarige] weer volledig thuis woont en daarmee dus ook volledig zelfstandig de structuur moet vasthouden. De GI kan dan ook zien of extra ondersteuning noodzakelijk is om de thuisplaatsing bij de moeder te laten slagen. Daarnaast heeft de GI zorgen over het feit dat de moeder een opleiding wil gaan volgen en dat zij daarom wil dat [de minderjarige] vier dagen per week naar de opvang gaat in plaats van drie dagen per week. De GI meent dat de moeder eerst moet werken aan een stabiele thuissituatie en de hechting met [de minderjarige] . De moeder ziet dit anders en daarom is volgens de GI een gedwongen kader noodzakelijk, omdat de moeder anders niet zal openstaan voor de adviezen. De moeder wil haar leven weer opbouwen, maar gaat hierin erg snel. Het is volgens de GI belangrijk dat de moeder de tijd en rust neemt om een fijne en stabiele opvoedsituatie te creëren. Concluderend heeft de GI in het verzoek in eerste aanleg gesteld dat zij wil monitoren hoe [de minderjarige] zich thuis en op het kinderdagverblijf ontwikkelt en hoe de moeder haar dagen doorkomt.

Hoe oordeelt het hof?

5.4. Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] ten onrechte heeft verlengd. De GI heeft niet of in ieder geval onvoldoende onderbouwd dat nog steeds sprake is van een ernstigeontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] . In hoger beroep heeft de GI geen argumenten aangevoerd die moeten leiden tot een ander oordeel. Duidelijk is dat er grote zorgen zijn geweest over de moeder en de opvoedsituatie van [de minderjarige] . [de minderjarige] is om die reden ook uit huis geplaatst. Inmiddels woont [de minderjarige] , na eerst een plaatsing in het moeder-kindhuis, weer thuis bij de moeder. De moeder heeft hard gewerkt om te zijn waar zij nu is en ze werkt hard om haar leven weer op te bouwen. Ten tijde van het indienen van het verzoek in eerste aanleg woonde [de minderjarige] pas kort weer bij de moeder en er waren en zijn thans nog verschillende punten waar de moeder aan moet werken, maar de moeder ziet dit in en begrijpt dit ook. Dit blijkt ook uit de verklaringen van de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep. De moeder stond en staat open voor hulpverlening in het vrijwillige kader en weet deze hulpverlening ook te vinden. De moeder wil deze hulpverlening bovendien voortzetten als de ondertoezichtstelling eindigt. Daarbij komt dat er voldoende zicht is op [de minderjarige] door de inzet van hulpverlening en omdat [de minderjarige] naar een kinderdagverblijf gaat. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat niet langer sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] zoals bedoeld in artikel 1:255 BW. Het hof benadrukt in dit kader nadrukkelijk dat een ondertoezichtstelling is bedoeld om concrete ernstige ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, niet om de ontwikkeling van een minderjarige te volgen of om een vinger aan de pols te houden.

5.5. Het voorgaande betekent dat de beslissing van de kinderrechter ongedaan zal worden gemaakt (worden vernietigd).

6 De beslissing

Het hof:

6.1. vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 1 april 2025 en beslist:

6.2. wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alsnog af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, S. Kuijpers en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.

artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW

artikel 1:260 lid 1 BW


Voetnoten

artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW

artikel 1:260 lid 1 BW