ECLI:NL:GHARL:2024:5553 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 29 augustus 2024
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2023, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor feitcode R618A: “als bestuurder een puntstuk gebruiken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 4 januari 2022 om 14:10 uur op de A4 in Schiedam met het voertuig met het kenteken [kenteken] . De officier van justitie heeft bij de beslissing op het administratief beroep de inleidende beschikking gewijzigd in die zin dat de feitcode en de omschrijving van de gedraging is gewijzigd in feitcode R618 met de omschrijving “als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken”.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat geen sprake is van een verdrijvingsvlak. Niet elke schuine streep op een wegdek is een verdrijvingsvlak. De strepen zijn zeer verschillend ten opzichte van een voor de gemiddelde weggebruiker herkenbaar verdrijvingsvlak. Ook is de strook te lang en is geen sprake van verdrijving.
3. De gedraging betreft een overtreding van artikel 77, eerste lid, in samenhang met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). In artikel 77, eerste lid, van het RVV 1990 is bepaald dat bestuurders verdrijvingsvlakken en puntstukken niet mogen gebruiken.
4. In artikel 1 van het RVV 1990 is de definitie ‘verdrijvingsvlak’ opgenomen:
“Verdrijvingsvlak: gedeelte van de rijbaan waarop schuine strepen zijn aangebracht.”
5. In dat artikel is ook de definitie van ‘puntstuk’ opgenomen:
“Puntstuk: meerhoekig vlak op het wegdek, opgenomen bij splitsingen of samenvoegingen van wegen, rijstroken of rijbanen.”
6. In de Nota van toelichting bij de wijziging van artikel 77, eerste lid, van het RVV 1990 (Staatsblad 2008, 900) is het volgende opgenomen:
“In artikel 1 RVV 1990 is een nieuw onderdeel opgenomen ter definitie van wat onder een puntstuk wordt verstaan. Het puntstuk is gedefinieerd als een meerhoekig vlak op een weggedeelte, opgenomen bij splitsingen of samenvoegingen van wegen, rijstroken of rijbanen. Voor deze omschrijving is gekozen, omdat deze vlakken op andere plaatsen dan bij aansluitingen of splitsingen van wegen steeds vaker worden aangetroffen en afhankelijk van de situatie ook in andere verschijningsvormen dan driehoekig worden aangebracht, zoals rechthoekig en trapeziumvormig. Het vlak is meestal wit geschilderd, maar ook andere kleuren komen voor. Ook komt het voor dat het vlak alleen door middel van belijning wordt aangegeven.”
7. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Wij, verbalisanten, zagen dat betrokken voertuig in de Ketheltunnel over een puntstuk reed om een andere afslag te nemen.”
8. Het dossier bevat verder een aanvullend proces-verbaal van 15 april 2022. Hierin verklaren de ambtenaren – voor zover van belang – dat zij zagen dat het betrokken voertuig over een verdrijvingsvlak reed om op de rijstrook links van de ambtenaren te komen om op de A4 te blijven richting Schiedam.
9. Ook bevat het dossier een afbeelding van de situatie van Google Street View. Het hof heeft zich naar aanleiding hiervan, net als de advocaat-generaal en de gemachtigde hebben gedaan, op de situatie georiënteerd via Google Street View. Hieruit blijkt het volgende. Naast de rechterrijbaan van de A4 in de tunnel ligt een door middel van blokmarkering van de doorgaande rijbaan afgesplitste uitvoegstrook voor rechts afslaand verkeer. Ter hoogte van de splitsing in verschillende wegen zijn op het wegdek twee doorgetrokken strepen aangebracht. Deze beginnen op hetzelfde punt en lopen uiteen en vormen vervolgens de doorgetrokken strepen aan de rand van de wegen. De ruimte tussen de doorgetrokken strepen is eerst leeg, daarna is op het wegdek een langwerpig driehoekig wit vlak aangebracht. In het verlengde daarvan zijn op het wegdek tussen de doorgetrokken strepen witte naar beneden wijzende chevrons aangebracht. Deze belijning eindigt bij een vangrail. Op deze vangrail is een chevronbord aangebracht.
10. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de betrokkene de naar beneden wijzende chevrons tussen de twee doorgetrokken strepen heeft bereden. Voor antwoord op de vraag of dit gedeelte kan worden aangemerkt als een verdrijvingsvlak is van belang hoe de situatie zich voor de gemiddelde weggebruiker voordoet. Daarbij is, naast de uiterlijke verschijningsvorm, ook de functie van het gedeelte van belang.
11. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van een verdrijvingsvlak, maar vormt niet alleen het driehoekige witte vlak het puntstuk, maar behoort ook het gedeelte met de chevrons tot het puntstuk. Ook een puntstuk kan worden weergegeven door middel van belijning (vgl. het arrest van het hof van 4 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9296). Dat een vlak schuine strepen bevat, als daar in dit geval al van kan worden gesproken, maakt het daarom nog geen verdrijvingsvlak. In dit geval liggen de chevrons in het verlengde van het witte driehoekige vlak en lopen de doorgetrokken strepen door. De chevrons vormen daardoor met het witte driehoekige vlak één geheel. Daarnaast is van belang dat de markeringen zijn aangebracht om aan te geven dat de rijbanen zich hier splitsen. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de gedraging ‘als bestuurders een verdrijvingsvlak gebruiken’ is verricht.
12. Hoewel op basis van de gegevens in het dossier is vast te stellen dat de gedraging ‘als bestuurder een puntstuk gebruiken’ is verricht, zal het hof niet overgaan tot wijziging van de feitcode gelet op de stand van de procedure. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de advocaat-generaal in het verweerschrift niet is ingegaan op een mogelijke wijziging van de feitcode en de gemachtigde dus niet heeft kunnen reageren op een eventuele wijziging van de feitcode. Het hof zal de inleidende beschikking vernietigen. Dit leidt tot de hiernavolgende beslissing.
13. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift dienen in totaal vier punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 624,- en voor het (hoger) beroep € 875,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.780,50
(= ( 1,5 x € 624,- x 0,5) + (3 x € 875,- x 0,5)).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
vernietigt de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.780,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.