Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:4508 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 5 juni 2024

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2024:45085 juni 2024

Arrest inhoud

Parketnummer: 21-000565-18 en 21-001202-18

AV-nummer: 000229-24, 0230-24, 000231-24 en 000232-24

Uitspraak d.d.: 6 juni 2024

Beslissing van de meervoudige raadkamer op de verzoeken ex artikel 529 en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering van:

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen verzoeker.

Procesgang

Verzoeker vraagt vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten in een strafzaak tegen verzoeker ten bedrage van € 19.435,93 zoals nader in het verzoekschrift aangegeven.

Voorts vraagt verzoeker een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.

Het hof heeft de verzoeken behandeld in openbare raadkamer van 23 mei 2024, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en de verzoeker, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat.

Beoordeling van het verzoek

Inleiding Uit het onderzoek in openbare raadkamer is -voor zover hier van belang- het navolgende gebleken:

Standpunt verzoeker De advocaat van verzoeker voert aan dat verzoeker en zijn voormalige medeverdachte altijd hebben betwist dat sprake was van witwassen en zij hebben ook betwist dat zij wederrechtelijk voordeel hebben gehad. Daarom hebben zij in hoger beroep een financieel deskundige ingeschakeld. De aanwending van de kosten daarvoor heeft het belang van het onderzoek gediend. De maatstaf die het openbaar ministerie hanteert, namelijk dat van belang is of het rapport is meegewogen of genoemd in het oordeel van de rechter of het rapport een rol heeft gespeeld in het strafrechtelijk onderzoek, is te rigide. Ter onderbouwing verwijst de advocaat naar een arrest van het hof Amsterdam van 20 juli 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:2229), een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 december 2023 (ECLI:NL:RBGEL:2023:7201) en een (niet-gepubliceerde) uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 maart 2024. Op voorhand kan de verdediging niet weten in welke richting de gedachten van de rechter zullen gaan. Beoordeeld dient te worden of op het moment dat het deskundigenonderzoek door de verdediging werd geëntameerd, dat onderzoek redelijkerwijs van belang kan zijn voor enige in de straf- en ontnemingszaak door de rechter te nemen beslissing. Daar is in dit geval aan voldaan. Daar komt bij dat in de arresten wel degelijk rekening is gehouden met het onderzoek door de deskundige. Op verschillende punten is het onderzoek gevolgd en zijn andere bedragen als uitgangspunt genomen of bedragen in mindering gebracht. Ook als dus de maatstaf zou gelden dat de rapportage moet zijn meegewogen, dan blijkt dat dit het geval is.

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal concludeert tot afwijzing van het verzoek omdat niet is gebleken dat het rapport het belang van het onderzoek heeft gediend. Uit de arresten blijkt niet dat het rapport is meegewogen bij het oordeel van het hof. Voor wat betreft het criterium van toetsing zal toch ergens het belang voor het onderzoek uit moeten blijken. Niet van elk onderzoek dat door de verdediging wordt verricht, zijn de kosten voor vergoeding vatbaar. Het zal enig gewicht in de schaal moeten leggen en iets toevoegen dat de voormalige verdachte of raadsman zelf niet kunnen uitleggen. Het moet ook een rol hebben gespeeld in de besluitvorming. Uit het dossier of het geheel aan verhandelingen op zitting zal moeten blijken dat het van meerwaarde is geweest. Dat is hier niet het geval. Er zijn door het hof slechts kleine nuanceringen toegepast op de kasopstelling die door de politie is gemaakt. Bij afwijking is dat vooral gebaseerd op de verklaringen van de voormalige verdachten. Primair is het standpunt dan ook dat het verzoek moet worden afgewezen. Subsidiair, voor zover het hof wel vergoeding toekent, dient te worden aangesloten bij de bedragen in het Besluit tarieven in strafzaken 2003.

Beoordeling hof Het hof overweegt dat het de verdediging in beginsel vrij staat om opdracht te geven tot het verrichten van alle onderzoek dat zij in het belang van de verdediging nuttig of wenselijk acht. Die kosten komen voor eigen rekening van de (voormalig) verdachte, tenzij het onderzoek later door de rechter in het belang van het onderzoek wordt geoordeeld. Daarbij is niet enkel doorslaggevend of het onderzoek is meegewogen in het oordeel, zoals door de advocaat-generaal gesteld. Het belang van het onderzoek is ook gediend als het onderzoek verdieping in de discussie brengt en inzichten verscherpt. Dat het belang van het onderzoek niet is gediend kan onder meer het geval zijn wanneer op voorhand duidelijk had kunnen zijn dat het onderzoek geen zinvolle bijdrage kan leveren aan door de rechter te beantwoorden vragen of wanneer de kwaliteit van het onderzoek van dubieus gehalte is.

In dit geval is het hof van oordeel dat de aanwending van de kosten het belang van het onderzoek heeft gediend. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat verzoeker werd vervolgd wegens witwassen. In dergelijke zaken is - zo ook hier - sprake van een bewijsvermoeden, en ligt het op de weg van de verdediging om dit te weerleggen. Dat daarbij de hulp is ingeschakeld van een financieel deskundige is niet onredelijk en uit het arrest volgt dat de uitkomsten van het onderzoek hebben bijgedragen aan de beoordeling van de zaken door het hof.

Gelet op het voorgaande acht het hof gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen. Voor wat betreft de hoogte van de vergoeding overweegt het hof dat deze wordt toegekend overeenkomstig de bedragen op basis van artikel 3, eerste lid onder a, van de Wet tarieven in strafzaken juncto artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De opdracht voor de werkzaamheden is verstrekt in 2018 en destijds was het uurtarief ten hoogste € 121,95 per uur. Uit de facturen blijkt dat er 70 uren zijn besteed aan onderzoek. Daarnaast zijn 2 uren reistijd gedeclareerd à € 112,50 per uur en € 87,75 aan kilometerkosten. Het totaalbedrag dient vermeerderd te worden met 21% btw. Derhalve zal het hof een vergoeding toekennen van € 10.707,60.

De kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift komen voor vergoeding in aanmerking overeenkomstig de hiervoor geldende landelijk gehanteerde uitgangspunten, en wel tot een bedrag van € 680,00.

Nu de hierboven genoemde kosten deskundige en kosten voor het verzoekschrift zijn gemaakt ten behoeve van zowel verzoeker als zijn partner ziet het hof aanleiding de vergoedingen op 50/50 basis toe te kennen.

Het voorgaande brengt mee dat aan verzoeker de volgende vergoeding wordt toegekend:

BESLISSING

Het hof:

Kent toe aan verzoeker [verzoeker] een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van**€ 5.693,80 (vijfduizend zeshonderddrieënnegentig euro en tachtig cent)**.

Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam] , onder vermelding van dossiernummer [nummer] ”.

Aldus gegeven door

mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,

mr. P.W.J. Sekeris en mr. P.T. Heblij, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. J. Wijmenga, griffier,

door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 6 juni 2024 ter openbare zitting uitgesproken.