Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:3618 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 27 mei 2024

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2024:361827 mei 2024

Arrest inhoud

zittingsplaats Leeuwarden

Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 15 juni 2023, betreffende

wonende te [woonplaats] .

De kantonrechter heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Dat beroep was ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (hierna: verweerder) naar aanleiding van de oplegging van een bestuurlijke boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet met kenmerk [nummer1] .

Het verloop van de procedure

Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Daarbij is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Verweerder heeft daarop gereageerd. De zaak is behandeld op de zitting van 14 mei 2024. Eiser is verschenen. Namens verweerder is - met bericht van verhindering - niemand verschenen.

De beoordeling

1. Aan eiser is een bestuurlijke boete opgelegd van € 190,- ter zake van een overtreding van artikel 5:3, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (hierna: APV Den Haag), welke overtreding zou zijn begaan op 27 juli 2022 om 10:46 uur op de Vlaskamp te ’s-Gravenhage.

2. Eiser erkent dat hij zijn voertuig op de Vlaskamp had geparkeerd met het doel om het te koop aan te bieden, maar voert aan dat hij niet wist dat dit daar verboden was. Hij had nog op internet gezocht of dit mocht, maar heeft hierover niets kunnen vinden. Ook in zijn kennissenkring was niemand op de hoogte van dit verbod. De regelgeving van de gemeente waar het al dan niet verboden is om voertuigen op straat te koop aan te bieden is niet duidelijk kenbaar. Dit dient duidelijk op de website van de gemeente te worden vermeld, aangezien de regels hierover per gemeente verschillen. Verder is eiser van mening dat een kaartje met een waarschuwing in dit geval zou hebben volstaan om ervoor te zorgen dat hij zijn voertuig niet meer ter plaatse te koop zou aanbieden.

3. Artikel 5:3, eerste lid, van de APV Den Haag luidt als volgt:

“Het is verboden op door het college aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.”

4. In het uitvoeringsbesluit APV artikel 5:3 (hierna: uitvoeringsbesluit) is de Vlaskamp aangewezen als weg en/of weggedeelte, waar het parkeren van voertuigen met het kennelijk doel deze te koop aan te bieden of te verhandelen, niet is toegestaan.

5. Niet in geding is dat eiser op een door het college aangewezen weg en/of weggedeelte een voertuig heeft geparkeerd met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen. Daarmee staat de overtreding vast. Gelet op hetgeen door eiser is aangevoerd dient het hof te beoordelen of er aanleiding is om de bestuurlijke boete achterwege te laten, omdat de overtreding niet aan eiser kan worden verweten (vgl. artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht).

6. De aangevoerde omstandigheden maken naar het oordeel van het hof niet dat eiser geen verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Eiser heeft aangevoerd dat de regelgeving van de gemeente waar het al dan niet is verboden om voertuigen te koop aan te bieden niet duidelijk kenbaar is. Het is echter de verantwoordelijkheid van eiser om ervoor te zorgen dat hij op de hoogte is van de ter plaatse geldende regelgeving. De APV Den Haag en het uitvoeringsbesluit zijn op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt en bovendien door een ieder te raadplegen via de website www.overheid.nl. Voordat eiser zijn voertuig op de weg parkeerde om dit te koop aan bieden, had hij moeten onderzoeken of dit ter plaatse was toegestaan. Dat eiser dit onvoldoende heeft gedaan betreft een omstandigheid waarvan de gevolgen voor zijn rekening dienen te komen.

7. Voor zover eiser meent dat verweerder hier met een waarschuwing had moeten volstaan, wijst het hof op de discretionaire bevoegdheid van verweerder. Die bevoegdheid houdt in dat, indien een overtreding is begaan, verweerder een zekere ruimte heeft om te beslissen of wordt volstaan met een waarschuwing dan wel dat direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Niet kan worden geoordeeld dat verweerder in dit geval geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen.

8. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.

De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter.

Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.