ECLI:NL:GHARL:2024:3232 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 7 mei 2024
Arrest
Arrest inhoud
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 2 augustus 2023, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 75,-.
Het verloop van de procedure
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De zaak is behandeld op de zitting van 24 april 2024. De betrokkene is verschenen.De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .
De beoordeling
1. Artikel 14 van de Wahv - zoals die bepaling luidt per 1 januari 2023 - bepaalt dat in twee situaties hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter:
-
wanneer de sanctie bij de beslissing van de kantonrechter hoger is dan € 110,-
-
wanneer de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat geen (of niet op tijd) zekerheid is gesteld en de betrokkene de juistheid van die beslissing in hoger beroep betwist.
2. Van geen van deze situaties is hier sprake. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 75,-.
3. De betrokkene voert aan dat hij gedetineerd is. Door de betrokkene was aangegeven dat hij de zitting van 19 juli 2023 van de kantonrechter wilde bijwonen, maar hij is niet opgehaald door de transportdienst.
4. In artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ligt het recht op toegang tot de rechter, inhoudende het recht op een openbare behandeling van de zaak, het recht daarbij aanwezig te zijn en zich aldaar te kunnen verdedigen tegen de oplegging van de sanctie, besloten. Wanneer een beroep wordt gedaan op schending van dit recht en dit beroep wordt gegrond bevonden, kan het wettelijk appelverbod buiten toepassing worden gelaten.
5. Het hof stelt vast dat de betrokkene kenbaar heeft gemaakt dat hij de zitting van de kantonrechter wilde bijwonen. Het dossier bevat ook een afdruk van een transportaanvraag van de rechtbank van 13 juni 2023 voor de zitting van de kantonrechter van 19 juli 2023. Het hof stelt verder vast dat niet is gebleken dat daadwerkelijk vervoer voor de betrokkene is geregeld en dat de kantonrechter de zaak op 19 juli 2023 in afwezigheid van de betrokkene heeft behandeld.
6. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat het niet kunnen bijwonen van de zitting van de kantonrechter de betrokkene is toe te rekenen. Gelet hierop is sprake van schending van het in artikel 12, eerste lid, van de Wahv vervatte beginsel van hoor en wederhoor. Het voorgaande betekent dat het appelverbod buiten toepassing moet worden gelaten. Het hoger beroep is ontvankelijk. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter zal worden vernietigd. Ter beoordeling staat nu het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.
7. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking d.d. 13 juli 2021 een sanctie van € 150,- opgelegd voor: “voor het motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs geldigheid verloren”. Volgens een registercontrole van de RDW zou deze gedraging op 5 juli 2021 zijn verricht met het voertuig met het kenteken [kenteken] . De kantonrechter heeft het sanctiebedrag gematigd tot een bedrag van € 75,-.
8. De advocaat-generaal heeft ter zitting medegedeeld het bedrag van de sanctie wegens schending van de hoorplicht met 25% is gematigd tot € 56,25. Deze beslissing betreft een beslissing als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb die strekt ter vervanging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
9. De betrokkene voert - kort samen gevat - aan dat hij in het voorjaar van 2021 bij vertrek uit Nederland de RDW schriftelijk en telefonisch heeft verzocht de tenaamstelling van het voertuig te beëindigen. Het voertuig stond in het buitenland op eigen terrein. Een geldig (Nederlands) keuringsbewijs was voor het voertuig dan ook niet verreist.
10. De sanctie is opgelegd voor een overtreding van artikel 72, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
11. Artikel 72 WVW 1994 houdt in, voor zover hier van belang:
“2. Het keuringsbewijs dient: (...)
b. zijn geldigheid niet te hebben verloren, (...).
3. Voor overtreding van het eerste lid en het bepaalde bij of krachtens het tweede lid zijn aansprakelijk:
a. voor zover het betreft een motorrijtuig, de eigenaar of houder, alsmede in het geval dat met dat motorrijtuig over de weg wordt gereden, de bestuurder.”
12. De stelling dat de betrokkene heeft geprobeerd de tenaamstelling van het voertuig bij vertrek uit Nederland te beëindigen en dat het voertuig tijde van de registercontrole zich in het buitenland bevond, is op geen enkele wijze onderbouwd. Het hof gaat dan ook voorbij aan wat de betrokkene op dit punt heeft aangevoerd. Nu niet in geschil is dat de geldigheid van het keuringsbewijs was verlopen zonder dat de tenaamstelling was geschorst, is hiervoor terecht een sanctie opgelegd.
13. Het hof zal als volgt beslissen.
De beslissing Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.