ECLI:NL:GHARL:2024:2767 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 22 april 2024
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
zittingsplaats Leeuwarden
Beschikking op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2023, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een op 13 augustus 2020 uitgevaardigd dwangbevel niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat het griffierecht aan de betrokkene wordt gerestitueerd.
Het verloop van de procedure
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter. Er is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.De Minister voor Rechtsbescherming heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.De zaak is behandeld op de zitting van 9 april 2024. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de Minister is verschenen [naam1] .
De beoordeling
1. Gelet op artikel 26a, tweede en derde lid, van de Wahv is het hoger beroep tegen een beschikking als deze alleen ontvankelijk wanneer zekerheid is gesteld van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten en na betaling van het verschuldigde griffierecht.
2. De griffier van de rechtbank heeft laten weten dat de betrokkene aan beide verplichtingen heeft voldaan. Ter zitting is evenwel gebleken dat de betrokkene geen zekerheid heeft gesteld. De betrokkene heeft aangegeven dat hij het bedrag aan zekerheid niet kan betalen. Gelet op wat de betrokkene hierover op de zitting heeft toegelicht, bepaalt het hof dat het te betalen bedrag aan zekerheid op nihil wordt gesteld. Het hof zal het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter beoordelen.
3. De kantonrechter heeft het verzet tegen het dwangbevel niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is gedaan.
4. Ingevolge artikel 26, derde lid, van de Wahv dient een verzetschrift binnen een termijn van twee weken na de betekening van het dwangbevel te worden ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd.
5. De verzetsprocedure is civielrechtelijk van aard. De executiebepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) zijn in deze procedure dan ook van toepassing. In artikel 46, eerste lid, van het Rv is bepaald dat de deurwaarder een afschrift van het exploot laat aan degene voor wie het is bestemd in persoon of aan de woonplaats aan een huisgenoot van deze of aan een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het afschrift degene voor wie het exploot is bestemd, tijdig bereikt. In artikel 47, eerste lid, van het Rv is voor zover relevant bepaald dat indien de deurwaarder aan geen van deze personen afschrift kan laten, hij een afschrift in een gesloten envelop aan de woonplaats achterlaat en dat hij van deze handelingen melding maakt in het exploot onder vermelding van de reden van de feitelijke onmogelijkheid.
6. In het dossier bevindt zich een afschrift van het op 13 augustus 2020 uitgevaardigde dwangbevel. Het dossier bevat echter niet een afschrift van het exploot van betekening. Bij brief van 4 januari 2022 heeft de griffier van de rechtbank de betrokkene erop gewezen dat bij zijn verzetschrift geen kopie is gevoegd van het betekeningsexploot van de deurwaarder. De griffier heeft hem in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van deze brief dit verzuim te herstellen. De betrokkene heeft in reactie op deze brief op 11 januari 2022 een stuk van de deurwaarder overgelegd waarin is vermeld dat op 18 oktober 2021 een proces-verbaal is betekend waaruit blijkt dat er executoriaal beslag is gelegd op het voertuig van de betrokkene. De betrokkene heeft ter zitting (opnieuw) aangegeven dat hij geen dwangbevel heeft ontvangen en pas op de hoogte is geraakt van het dwangbevel toen hij bericht ontving dat er beslag was gelegd op zijn voertuig. Toen heeft hij meteen verzet ingesteld.
7. De vertegenwoordiger van de Minister heeft ter zitting meegedeeld dat uit navraag bij het deurwaarderskantoor blijkt dat voornoemd dwangbevel is betekend op 21 augustus 2020. Zo is het in het systeem vermeld. Verder heeft de vertegenwoordiger van de Minister aangegeven dat hij een afschrift van het exploot heeft opgevraagd bij de deurwaarder, maar dat de deurwaarder dit nog niet heeft kunnen leveren.
8. Het voorgaande brengt mee dat niet op basis van stukken kan worden vastgesteld wanneer het dwangbevel is betekend. Gelet hierop kan evenmin worden vastgesteld dat en wanneer de onder 4. bedoelde termijn is aangevangen. De kantonrechter had het verzet dan ook niet niet-ontvankelijk mogen verklaren. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en het verzet alsnog inhoudelijk beoordelen.
9. De betrokkene heeft in zijn verzetschrift tegen het dwangbevel aangevoerd dat hij de oorspronkelijke sanctiebeschikking en de aanmaningen nooit heeft ontvangen. Hij kan zich vinden in de opgelegde sanctie en is bereid die te betalen, maar verzet zich tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel en tegen de aan hem opgelegde verhogingen van het sanctiebedrag. De betrokkene vermoedt dat alle stukken naar zijn voormalige adres, de [adres1] in [plaats1] , zijn gestuurd. De betrokkene is eind 2019 verhuisd naar [woonplaats] , maar heeft zich pas op een later moment in de gemeente Amsterdam in laten schrijven. Ter zitting heeft de betrokkene benadrukt dat er geen kwade opzet was, maar dat hij het gewoonweg is vergeten.
10. Het hof overweegt het volgende. Een dwangbevel als bedoeld in artikel 26 van de Wahv kan pas rechtsgeldig worden uitgevaardigd nadat de beschikking waarbij de administratieve sanctie (tot verhaal waarvan het dwangbevel moet dienen) is opgelegd, onherroepelijk is geworden.
11. Wordt de ontvangst van de sanctiebeschikking betwist, dan moet aan de hand van artikel 26 van de Wahv worden onderzocht of de sanctiebeschikking wel onherroepelijk is geworden. Dat is het geval wanneer blijkt dat de betrokkene de beschikking wel heeft ontvangen, dan wel niet heeft ontvangen als gevolg van een hem toe te rekenen omstandigheid.
12. De Minister heeft bevestigd dat de inleidende beschikking en de twee aanmaningen naar het adres [adres1] , [plaats1] zijn verzonden. Tot 26 november 2020 stond de betrokkene ingeschreven op dit adres. De poststukken zijn niet als onbestelbaar retour ontvangen. Er bestond voor het CJIB derhalve geen aanleiding aan te nemen dat de poststukken de betrokkene niet zouden hebben bereikt.
13. Uit het dossier blijkt dat de inleidende beschikking op 6 februari 2020 aan het adres in [plaats1] is toegestuurd waar de betrokkene destijds stond ingeschreven. De aanmaningen zijn naar hetzelfde adres verstuurd. Het CJIB verzorgt de verzending. In het arrest van 26 augustus 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2020:6346) heeft het hof vastgesteld dat het verzendproces zo is ingericht, dat de kans op fouten vrijwel is uitgesloten.
14. Het hof gaat ervan uit dat de inleidende beschikking op de juiste wijze bekend is gemaakt en dat de administratieve sanctie onherroepelijk is geworden. Omdat betaling uitbleef zijn van rechtswege verhogingen verschuldigd. Dat de betrokkene de inleidende beschikking niet heeft ontvangen omdat de betrokkene vergeten is om zijn adres bij de gemeentelijke instanties te wijzigen, is een omstandigheid waarvan de gevolgen voor zijn rekening komen. Eenieder wordt geacht bereikbaar te zijn voor brieven van instanties, waaronder beschikkingen van het CJIB. Dat van kwaad opzet geen sprake is, doet hieraan niet af.
15. Het hof komt tot de slotsom dat het dwangbevel en de opgelegde verhogingen niet onrechtmatig zijn. Het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel wordt daarom ongegrond verklaard.
16. Het hof ziet aanleiding om het in hoger beroep betaalde griffierecht aan de betrokkene te doen restitueren.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel ongegrond;
bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier van de rechtbank aan de betrokkene wordt gerestitueerd.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Werdmüller von Elgg als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.