ECLI:NL:GHARL:2024:2514 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 14 april 2024
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 22 september 2023, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 150,- voor: “voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”. Deze gedraging zou zijn verricht op 11 maart 2022 om 13:15 uur
op de Ben van Meerendonkstraat in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat niet in geschil is dat het voertuig binnen
5 meter van een kruising stond en tevens op het trottoir stond. Dit betekent dat twee specifieke hinderbepalingen, respectievelijk met feitcode R395b en R397a, zijn overtreden. Op beide feitcodes staat een lager sanctiebedrag dan de algemene hinderbepaling van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Het stond de ambtenaar dan ook niet vrij om een sanctie op te leggen voor de algemene hinderbepaling met een hoger sanctiebedrag. De ambtenaar had één van beide feitcodes toe moeten passen. In dit stadium van de procedure wordt niet meer verzocht de feitcode te wijzigen, maar om tot vernietiging van de inleidende beschikking over te gaan.
3. De gedraging met feitcode R315b betreft de overtreding van artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeerregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
4. De gedraging met feitcode R397a betreft de overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van het RVV 1990. Dit artikel luidt, voor zover hier van belang:
“1. De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
a. bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan”
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat het voertuig op zodanige wijze op de weg stond dat daardoor hinder werd dan wel kon worden veroorzaakt. De situatie was als volgt: het voertuig staat binnen vijf meter van de kruising en staat daarbij op de stoep. Hierdoor is het hinderlijk voor voetgangers en voertuigen om hier langs te gaan.”
6. In Wahv-zaken is de ambtenaar bevoegd een sanctie op te leggen voor een door de ambtenaar vastgestelde gedraging die in strijd is met een bij of krachtens de WVW 1994 gesteld voorschrift. De hier door de betrokkene verrichte gedraging valt onder beide hierboven genoemde gedragingen. Nu de met het voertuig in dit geval veroorzaakte hinder niet (geheel) besloten ligt in één van deze bepalingen en daarmee de in de afzonderlijke bepalingen verdisconteerde hinder te boven gaat, stond
het de ambtenaar vrij om een sanctie op te leggen wegens overtreding van artikel 5 van de WVW 1994. De aangevoerde grond faalt.
7. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen. Voor het toekennen van een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.