ECLI:NL:GHARL:2024:2377 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 4 april 2024
Arrest
Arrest inhoud
Parketnummer: 21-000242-23
AV-nummer: 000041-24 en 000042-24
Uitspraak d.d.: 5 april 2024
Beslissing van de meervoudige raadkamer op de verzoeken ex artikel 529 en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
voor deze zaak woonplaats kiezende Amstel 326, 1017 AR in Amsterdam, ten kantore van zijn advocaat mr. S.J. van der Woude,
hierna te noemen verzoeker.
Procesgang
Verzoeker vraagt vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten en/of geleden schade in een strafzaak tegen verzoeker ten bedrage van € 2.855,60, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven. Daarnaast vraagt verzoeker een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Het hof heeft de verzoeken behandeld in openbare raadkamer van 22 maart 2024, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en mr. S.J. van der Woude, voornoemd.
Beoordeling van het verzoek
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het navolgende gebleken:
Verzoeker heeft op de voet van artikel 529, eerste lid, Sv verzocht om vergoeding van kosten voor het advies van de onderwijskundige [naam onderwijsdeskundige] . Dit artikellid bepaalt onder meer dat kosten slechts kunnen worden vergoed voor zover de aanwending van de kosten het belang van het onderzoek heeft gediend. Dat kan hier niet worden vastgesteld. [naam onderwijsdeskundige] is niet als deskundige gehoord, heeft ook niet als deskundige een rapport uitgebracht. [naam onderwijsdeskundige] heeft voor verzoeker een aantal door anderen geproduceerde stukken verzameld en naar de rechtbank gestuurd en heeft verzoeker ter terechtzitting in eerste aanleg bijgestaan. De bijdrage van [naam onderwijsdeskundige] in deze strafzaak is aldus niet van een andere aard geweest dan juridisch ondersteunend. De daarmee verband houdende kosten kunnen niet op de voet van artikel 529 Sv voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt dat ook artikel 530 Sv geen grondslag biedt voor het toekennen van een vergoeding voor de door [naam onderwijsdeskundige] gemaakte kosten. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:334) komt juridische bijstand verleend door een niet-advocaat namelijk niet voor vergoeding in aanmerking. Het hof zal dit deel van het verzoek daarom afwijzen.
Het hof acht voldoende aannemelijk gemaakt dat met de kosten van rechtsbijstand van verzoeker en zijn echtgenote een bedrag van € 2.480,10 gemoeid is geweest. Dit bedrag komt het hof ook niet onredelijk voor. Het hof zal daarom dit bedrag als vergoeding van kosten rechtsbijstand toewijzen.
De kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift komen voor vergoeding in aanmerking overeenkomstig de hiervoor geldende landelijk gehanteerde uitgangspunten, en wel tot een bedrag van € 680,00.
Nu de hierboven genoemde de kosten rechtsbijstand en de kosten voor het verzoekschrift zijn gemaakt ten behoeve van zowel verzoeker als zijn echtgenote ziet het hof aanleiding de vergoedingen op 50/50 basis toe te kennen.
Het voorgaande brengt mee dat aan verzoeker de volgende vergoeding wordt toegekend:
BESLISSING
Het hof:
kent toe aan [verzoeker] een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 1.580,05 (duizend vijfhonderdtachtig euro en vijf cent);
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op [rekeningnummer] , ten name van [naam 1] van
[naam 2] , onder vermelding van [verzoeker] / OM.
Aldus gegeven door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van E.J. Swart, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 5 april 2024 ter openbare zitting uitgesproken.