Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2023:10661 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 14 december 2023

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2023:1066114 december 2023

Arrest inhoud

zittingsplaats Leeuwarden

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 30 mei 2023, betreffende

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en, met wijziging van de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking, het bedrag van de sanctie gematigd tot € 187,50 (vermeerderd met € 9,00 administratiekosten). Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 418,50.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat in het beroepschrift expliciet is verzocht om toezending van het dossier ex artikel 11 van de Wahv om de gronden aan te kunnen vullen. Ondanks dit verzoek heeft de griffier van de rechtbank geen dossier toegezonden, zodat de gronden niet konden worden aangevuld. De gemachtigde stelt dat hierdoor de mogelijkheid om een effectieve verdediging voor te bereiden en die bijstand effectief te laten zijn, in strijd met artikel 6, derde lid, sub b en c, van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), is beperkt.

2. Uit het dossier volgt dat de betrokkene bij schrijven van 21 november 2022 (ontvangen door Parket CVOM op 25 november 2022) zelf beroep tegen de beslissing van de officier van justitie heeft ingesteld. Daarbij is een grond aangevoerd. Op 15 december 2022 heeft de gemachtigde via het Digitaal Loket Verkeer het beroep aangevuld. In het schrijven dat als bijlage is gevoegd geeft de gemachtigde onder meer aan: “Eiser heeft zich bij ondergetekende gemeld om haar belangen te behartigen in deze procedure. Ik verzoek u mij om het volledige dossier ex artikel 11 Wahv en een nadere termijn om de gronden aan te vullen.”

3. Uit artikel 12 van de Wahv volgt dat de kantonrechter verplicht is om de gemachtigde in de gelegenheid te stellen de zienswijze van de betrokkene ter zitting nader toe te lichten. Partijen worden daartoe door de griffier opgeroepen.

4. Voor het verstrekken van stukken in de procedure bij de kantonrechter is artikel 11, vijfde lid, van de Wahv van toepassing. Deze bepaling luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“Alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken worden, indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, nedergelegd ter griffie van de rechtbank. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn, deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen.”

5. Het hof stelt vast dat in overeenstemming met deze bepaling de gemachtigde, bij de oproeping voor de zitting bij de kantonrechter, door de griffier van de rechtbank is gewezen op de mogelijkheid om het dossier in te zien. Niet blijkt dat de gemachtigde dit heeft gedaan. Ook blijkt niet dat de gemachtigde naar aanleiding van deze oproeping de griffier heeft verzocht om afschriften van de stukken. Naar het oordeel van het hof ligt het in een situatie als deze op de weg van de gemachtigde om gebruik te maken van de regeling van artikel 11, vijfde lid, van de Wahv om de beschikking te kunnen krijgen over de op de zaak betrekking hebbende stukken. Met die - na inzage in de stukken of toezending van een afschrift verkregen - informatie moet de gemachtigde geacht worden ter zitting van de kantonrechter de (nadere) beroepsgronden tegen de beslissing van de officier van justitie te kunnen aanvoeren dan wel - als de gemachtigde verhinderd is ter zitting van de kantonrechter te verschijnen - voorafgaand aan de zitting van de kantonrechter (nadere) beroepsgronden te formuleren en deze via de griffier onder de aandacht van de kantonrechter te brengen. Een en ander doet recht aan de door de wetgever beoogde eenvoudige en mondelinge afdoening van beroepen op grond van de Wahv door de kantonrechter (zie bijvoorbeeld het arrest van dit hof van 24 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6333) en is niet in strijd met de door de gemachtigde genoemde artikelonderdelen van het EVRM.

6. Dat de gemachtigde niet de beschikking had over de op de zaak betrekking hebbende stukken is in dit geval een omstandigheid waarvan de gevolgen voor rekening van de betrokkene komen. Deze grond treft geen doel.

7. Daarnaast voert de gemachtigde aan dat sprake is van een motiveringsgebrek in de beslissing van de officier van justitie. De officier van justitie is namelijk niet ingegaan op de grond met betrekking tot de term “Gratie Gods”, die vaak in relatie tot boetes wordt gebruikt maar niet rechtsgeldig is.

8. Het hof stelt vast deze grond in de fase van het administratief beroep niet naar voren is gebracht. Dit brengt mee dat de officier van justitie hier ook niet op hoefde te reageren en dat om die reden is geen sprake van een motiveringsgebrek.

9. Verder heeft de gemachtigde in hoger beroep opgemerkt dat de vaak in relatie tot boetes gebruikte term "Bij de Gratie Gods" niet rechtsgeldig is. Het hof stelt vast dat deze term niet op de inleidende beschikking is vermeld, zodat dit bezwaar geen bespreking behoeft.

10. Tenslotte heeft de gemachtigde opgemerkt dat de betrokkene graag opheldering wil over wie de beslissing op het administratief beroep genomen heeft en in wiens opdracht deze persoon gehandeld heeft, wanneer en waar de betrokkene een schriftelijke overeenkomst met het CJIB heeft getekend op grond waarvan het CJIB het bedrag van de sanctie kan innen dan wel of het CJIB een volmacht of bevoegdheid heeft om dit geld te innen.

11. De gemachtigde heeft aan dit verzoek om informatie geen gevolgen verbonden die meebrengen dat een of meer van de in deze procedure voor het hof ter beoordeling staande beslissingen niet in stand kunnen blijven. Daarom gaat het hof hieraan voorbij.

12. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding is er niet.

De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Swart als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.