Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2025:2713 - Gerechtshof Amsterdam - 9 oktober 2025

Arrest

ECLI:NL:GHAMS:2025:27139 oktober 2025

Arrest inhoud

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002700-23

datum uitspraak: 9 oktober 2025

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-153043-22 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,

adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 maart 2022 tot en met 19 juni 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, éénmaal of meermalen

  • voornoemde [slachtoffer] (een) tekstbericht(en) en/of (een) afbeelding(en) en/of filmpje(s)/video('s) gestuurd via Instagram en/of Whatsapp en/of Imessage, althans via sociale media en/of
  • voornoemde [slachtoffer] gebeld en/of
  • zich opgehouden/postgevat in de (directe) omgeving van (de woning) van voornoemde [slachtoffer] en/of de vader van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • (via sociale media) contact gezocht met familieleden van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • contact gezocht met mensen uit de werkomgeving/collega's van voornoemde [slachtoffer] .

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op in de periode van 1 maart 2022 tot en met 19 juni 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte

  • voornoemde [slachtoffer] tekstberichten en afbeeldingen gestuurd via Instagram en/of Whatsapp en/of iMessage en
  • voornoemde [slachtoffer] gebeld en
  • zich opgehouden/postgevat in de directe omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer] en de woning van de vader van voornoemde [slachtoffer] en
  • via sociale media contact gezocht met familieleden van voornoemde [slachtoffer] en
  • contact gezocht met mensen uit de werkomgeving van voornoemde [slachtoffer] .

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert op: belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van het feit verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische stoornis. De advocaat-generaal heeft een deels voorwaardelijke taakstraf gevorderd en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, beide met een proeftijd van drie jaren en een meldplicht bij de reclassering als bijzondere voorwaarde. Omdat de verdachte heeft verklaard op dit moment geen medicatie te gebruiken, ondanks eerdere psychoses, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaard moet worden. Dit om te waarborgen dat de verdachte zo snel mogelijk adequate zorg ontvangt en de risico's van recidive door zijn psychische toestand geminimaliseerd worden.

De raadsman heeft bepleit dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het gegeven dat de verdachte op het moment van het plegen een psychose had, toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit niet aan hem kan worden toegerekend vanwege zijn psychische stoornis ten tijde van het feit. Hij stelt dat zijn gedragingen volledig voortvloeiden uit zijn psychose, waardoor hij niet in staat was zijn daden te beheersen of te begrijpen. De verdachte betwist dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was, aangezien zijn psychische aandoening hem volledig ontkoppelde van de realiteit.

Het hof overweegt als volgt.

Juridisch kader In artikel 39 Sr is bepaald dat niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap niet kan worden toegerekend.

Om tot het oordeel ontoerekenbaarheid te komen moet aan drie vereisten zijn voldaan. Er moet sprake zijn van een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap op het moment van het tenlastegelegde feit. Daarnaast dient sprake te zijn van een causaal verband tussen deze stoornis, aandoening of handicap en het feit. Tot slot moet de stoornis, aandoening of handicap zodanig zijn dat deze aan de toerekening van het feit aan de verdachte in de weg staat.

De Hoge Raad is in zijn arrest van 17 oktober 2023 tot een nadere invulling van dit toetsingskader gekomen. De Hoge Raad heeft overwogen dat de feitenrechter op grond van artikel 39 Sr kan beslissen dat het tenlastegelegde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend als ten tijde van dat feit bij de verdachte sprake was van een stoornis als bedoeld in deze bepaling en de verdachte als gevolg van die stoornis niet kon begrijpen dat dat feit wederrechtelijk was of niet in staat was in overeenstemming te handelen met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van dat feit.[1]

Oordeel van het hof De raadsman heeft (een deel van) het zorgdossier van de verdachte aan het hof doen toekomen. Dit bevat onder meer informatie over de crisismaatregel, de voortgezette crisismaatregel en de voorbereiding van een zorgmachtiging van december 2023/ januari 2024. Ook heeft het hof kennisgenomen van een Consult Rechtspleging, opgemaakt op 22 juni 2022 door een psychiater (en een psychiater in opleiding) van het NIFP. Uit deze stukken volgt dat de verdachte bekend is met meerdere psychotische decompensaties en op 18 december 2023 op grond van een crisismaatregel is opgenomen, nadat hij had verklaard stemmen te horen. Reeds vóór deze opname was hij bekend met een psychotische ontregeling, waarvoor hij ambulant werd behandeld.

De psychiater, die op 2 januari 2024 de medische verklaring ten behoeve van de voorbereiding van een zorgmachtiging heeft afgegeven, stelde de (voorlopige) diagnose: recidiverende psychose, mogelijk in het kader van een schizofrenie (spectrumstoornis) en cannabismisbruik. Hieraan lag onder meer ten grondslag de verklaring van de behandelaar dat bij psychotische ontregeling bij de verdachte grootheidswanen en paranoïde wanen op de voorgrond treden. Zo was de verdachte ervan overtuigd dat hij in contact stond met God en buitenaardse wezens die hem zouden hebben verlicht. Daarnaast ervoer hij telepathisch contact met een Indiase goeroe en had hij betrekkingsideeën in de vorm van signalen. In het zorgplan van diezelfde datum is vermeld dat verdachte psychiatrisch bekend is met een eerste psychotische ontregeling in 2022, waarvoor hij in zorg was bij het VIP-team van inGeest. Verdachte kwam in aanraking met justitie in verband met stalking van zijn ex-vriendin. Verdachte is aangemeld voor crisisbeoordeling door de huisarts in verband met een verdenking van recidief psychotische klachten. Bij beoordeling werd initieel een geladen en dysfore jonge man gezien zonder enig ziektebesef en/of inzicht.

Uit het NIFP-consult van 22 juni 2022, zijnde drie dagen na de aanhouding van de verdachte in onderhavige zaak, blijkt dat hij circa twee maanden daarvoor in ambulante psychiatrische behandeling is gekomen, waarbij een antipsychoticum is voorgeschreven. De psychiater rapporteert verder in het consult dat sprake is van een floride psychotisch toestandsbeeld, dat gelet op de duur en intensiteit daarvan passend wordt geacht bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis. Gezien het acuut psychiatrisch beeld dat het handelen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde volledig heeft beïnvloed, acht de psychiater intensieve psychiatrische behandeling noodzakelijk. Geadviseerd wordt om de verdachte te plaatsen op een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, en hem te laten beoordelen door de behandelend psychiater dan wel de crisisdienst, teneinde te bezien of het aanvragen van een crisismaatregel geïndiceerd is. Tevens wordt geadviseerd een intensief zorgkader op te zetten. De psychiater merkt ten slotte op dat verdere diagnostiek momenteel niet betrouwbaar is, omdat het psychotisch beeld dusdanig op de voorgrond staat en dat het aanvragen van een zorgmachtiging dan wel een crisismaatregel prevaleert.

Verder blijkt uit het politiedossier dat de verdachte eerder al op verschillende momenten verward overkwam. Zo beëindigde een verbalisant het verhoor van de verdachte op 3 mei 2022 voortijdig in verband met diens gemoedstoestand. De verbalisant hoorde hem toen onder meer het volgende verklaren: "Ik heb geen gemeenschap gehad met [slachtoffer] [de aangeefster in onderhavige zaak] maar God heeft gezorgd voor de bevruchting van [slachtoffer] via bepaalde stralingen." Verder verklaarde de verdachte dat hij de naam van zijn dochter in zijn telefoon had staan en 's nachts met God te spreken en opdrachten te krijgen van God. Hij maakte op de verbalisant een verwarde indruk door zijn uitspraken over God, over de bevruchting van aangeefster en zijn rol en die van God hierin. De verbalisant vermoedde dat de verdachte tijdens dat verhoor in een psychose verkeerde. Ook in een telefonisch contact op 3 april 2022 tussen de verdachte en een politiemedewerker kwam de verdachte verward over.

Het hof is op basis van het voorgaande van oordeel dat de verdachte, die van eind december tot medio 2024 in de GGZ is opgenomen geweest, omdat hij leed aan een ernstige psychische stoornis, ook aan die psychische stoornis leed ten tijde van het bewezenverklaarde feit, gepleegd in de periode van maart tot en met juni 2022. Het hof is op grond van de ernst van de stoornis van oordeel, dat deze stoornis het handelen van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit heeft beïnvloed en dat daarmee een causaal verband bestaat tussen de stoornis en het bewezenverklaarde feit.

Naar het oordeel van het hof staat op grond hiervan vast dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit leed aan een psychische stoornis, die zijn denken en handelen op dat moment beheerste. Dit betekent dat het hof de eerste twee vragen, zoals hierboven uiteengezet, bevestigend beantwoordt: er was ten tijde van het tenlastegelegde sprake van een psychische stoornis en er bestond een oorzakelijk verband tussen deze stoornis en het tenlastegelegde feit.

Het hof komt vervolgens bij de volgende vraag: welk oordeel moet – gelet op alle omstandigheden van de zaak – over de toerekening worden gegeven? Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of de verdachte als gevolg van de psychische stoornis niet kon begrijpen dat het door hem gepleegde feit wederrechtelijk was dan wel dat hij niet in staat was in overeenstemming te handelen met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van dat feit.

Uit het voorgaande blijkt dat de psychiater die op 22 juni 2022 het NIFP-consult heeft opgesteld, (voorlopig) van oordeel was dat het acuut psychiatrisch beeld het handelen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde volledig heeft beïnvloed. Deze (voorlopige) conclusie wordt ondersteund door de hiervoor weergegeven bevindingen van de politie in april en mei 2022, toen de verdachte in de contacten ernstig verward overkwam. Ook vindt deze conclusie steun in het feit dat de verdachte later bij een tweede psychotische episode met een crisismaatregel en vervolgens met een zorgmachtiging is opgenomen in de GGZ.

Dit brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte als gevolg van de psychische stoornis wellicht de wederrechtelijkheid van zijn handelen heeft kunnen inzien, maar dat hij door zijn ziekelijke toestandsbeeld niet overeenkomstig zijn begrip van wederrechtelijkheid kon handelen. Dit betekent dat het bewezenverklaarde feit de verdachte niet kan worden toegerekend. De verdachte is daarom niet strafbaar en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. A.W.T. Klappe en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2025.

Mr. S.C.C. Hes-Bakkeren is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1295, r.o. 5.5.


Voetnoten

HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1295, r.o. 5.5.