Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2025:2681 - Gerechtshof Amsterdam - 7 oktober 2025

Arrest

ECLI:NL:GHAMS:2025:26817 oktober 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.353.815/01 zaaknummer rechtbank: C/13/762224 / JE RK 25-10

beschikking van de meervoudige kamer van 7 oktober 2025 in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Amsterdam, hierna: de raad.

over

[jongmeerderjarige] , hierna te noemen: [jongmeerderjarige] ,

[minderjarige 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,

hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.

Het hof merkt, naast de kinderen, als belanghebbende aan: [de vader] , hierna te noemen: de vader, wonende te [plaats A] , advocaat: mr. J. Breeveld.

Als informant wordt aangemerkt: de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna ook te noemen: de GI.

1 De zaak in het kort

1.1 De zaak gaat over de ondertoezichtstelling van [jongmeerderjarige] (18 jaar oud), [minderjarige 1] (15 jaar oud) en [minderjarige 2] (12 jaar oud).

1.2 De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 29 januari 2025 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de raad om de kinderen onder toezicht te stellen afgewezen. De raad is het daar niet mee eens.

2 De procedure in hoger beroep

2.1 De raad is op 22 april 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2 De vader is in de gelegenheid gesteld met tussenkomst van een advocaat een verweerschrift in te dienen, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

2.3 Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:

  • een bericht van de zijde van de GI van 16 juli 2025 met bijlage.

2.4 De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met de kinderen gesproken.

2.5 De zitting heeft op 24 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en

  • de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.

3 De feiten

3.1 De vader is belast met het eenhoofdig gezag over:

  • [jongmeerderjarige] , geboren [in] 2007 te [plaats B] ,

  • [minderjarige 1] , geboren [in] 2009 te [plaats C] , en

  • [minderjarige 2] , geboren [in] 2013 te [plaats D] .

De kinderen wonen bij de vader.

4 De omvang van het hoger beroep

4.1 De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het verzoek van de raad om de kinderen onder toezicht te stellen afgewezen.

4.2 De raad verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, alsnog het verzoek van de raad om de kinderen onder toezicht te stellen toe te wijzen voor de duur van één jaar, met benoeming van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot gecertificeerde gezinsvoogdijinstelling.

5 De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader

5.1 Uit artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.

De standpunten

5.2 De raad kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en stelt dat de ontwikkeling van de kinderen, ook nu nog, ernstig wordt bedreigd. De grief richt zich op overweging 5.2 van de beschikking, waarin de rechtbank concludeert dat er geen zorgen zijn over de opvoeding door de vader en dat het schoolverzuim een tijdelijke situatie betreft die de vader zelf kan oplossen. De raad is van mening dat dit oordeel onjuist is. Uit het raadsrapport van 6 januari 2025 blijkt dat de kinderen hun zorgen vaak voor zichzelf houden en hulptrajecten voortijdig stoppen. Betrokken instanties, waaronder scholen en de leerplichtambtenaar, melden aanhoudende en langdurige problemen, waaronder schoolverzuim. [jongmeerderjarige] heeft moeite om een baan te behouden en wil graag in de thuiszorg werken, maar krijgt geen financiering van de gemeente hiervoor. [minderjarige 1] kampt met veel schoolverzuim en wilde niet dat haar vader aanwezig was bij het verzuimgesprek met de school, zodat zij vrijuit kon spreken. [minderjarige 1] heeft moeite op school en heeft veel ondersteuning nodig, die haar vader niet lijkt te bieden. [minderjarige 2] loopt achter op school, heeft moeite met luisteren en gedraagt zich soms uitdagend. Hoewel er lichte vooruitgang is, blijft zijn gedrag problematisch. De vader ziet dit niet en stelt dat de kinderen niets tekortkomen, zelden te laat zijn en voldoende kleding en eten hebben. De vader wil geen inmenging van instanties en weet niet welke hulp momenteel wordt of kan worden ingezet. De vader geeft de kinderen te veel zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Ten onrechte concludeert de rechtbank dat de GI niet achter de ondertoezichtstelling staat. De situatie van [minderjarige 1] verbeterde toen de GI betrokken was. De GI heeft op 3 september 2024 een verzoek tot een kinderbeschermingsonderzoek ingediend en op 11 februari 2025 haar bezorgdheid geuit over de afwijzing van de ondertoezichtstelling. De afwezigheid van de GI bij de zitting in eerste aanleg was het gevolg van capaciteitsproblemen, niet van gebrek aan steun voor de maatregel. De hulpverlening is vanaf 2020 betrokken en heeft veel tijd en energie in het gezin gestoken. De problemen zijn echter onveranderd gebleven. De raad acht gedwongen hulp noodzakelijk om continuïteit en effectieve ondersteuning voor de vader en de kinderen te waarborgen. Alleen op deze wijze kan de ernstige bedreiging van hun ontwikkeling worden weggenomen.

5.3 De GI stelt bij brief van 16 juli 2025 niet te begrijpen dat de ondertoezichtstelling in eerste aanleg is afgewezen. De GI is betrokken geweest bij het gezin van december 2023 tot december 2024 in het kader van een jeugdreclasseringsmaatregel voor het schoolverzuim van [minderjarige 1] . Zij is ook degene geweest die aanvankelijk de zorgmelding gedaan heeft bij de raad. Volgens de GI hebben de kinderen extra sturing en structuur nodig in de thuissituatie, omdat zij weinig sturing van de vader krijgen en veel dingen zelf moeten oplossen. De vader alleen kan de kinderen niet voldoende ondersteunen.

5.4 De vader heeft ter zitting in hoger beroep verweer gevoerd en aangevoerd dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is. Hij begrijpt niet wat de gezinsvoogd na tien jaar nog van hem verlangt. De vader stelt dat hij zelfstandig is en dat de kinderen niets tekortkomen. Het schoolverzuim gedurende een periode van circa veertig dagen is volgens hem te wijten aan het overlijden van zijn grootmoeder, met wie de kinderen een hechte band hadden. Binnen hun cultuur is het gebruikelijk om veertig dagen te rouwen, hetgeen ook aan de school van de kinderen is medegedeeld. Verder gaat het met de kinderen goed. Als [minderjarige 2] soms niet naar school wil, wordt hij alsnog naar school gestuurd. De vader vindt het van belang dat de kinderen zelfstandig zijn. Hij zorgt voor een liefdevolle basis, betrekt hen bij het nemen van beslissingen, brengt hen naar school en heeft voor hen een coach geregeld. Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] zijn ondanks het schoolverzuim bevorderd naar het volgende schooljaar. Niet iedereen hoeft een hoge beroepsopleiding te volgen om volwaardig aan de maatschappij deel te nemen. [minderjarige 1] is voor haar stotteren drie jaar behandeld en heeft vooruitgang geboekt. Zij is tevreden met het bereikte resultaat en wenst geen verdere behandeling. De voortdurende begeleiding door derden, waaronder een ondertoezichtstelling, is belastend voor het gezin en is in het belang van de kinderen niet noodzakelijk. Het schoolverzuim als gevolg van het overlijden van de grootmoeder was een tijdelijke omstandigheid en de huidige situatie rechtvaardigt geen ondertoezichtstelling.

De beoordeling door het hof

5.5 De raad heeft ter zitting in hoger beroep het verzoek tot ondertoezichtstelling van [jongmeerderjarige] ingetrokken wegens het bereiken van de meerderjarigheid vóór de datum van deze uitspraak. Voor zover de grieven zich tegen dit onderdeel van de beschikking van de rechtbank richten, zal het hof daarop niet beslissen.

5.6 Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is gebleken, is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen heeft afgewezen. Het hof is van oordeel dat terecht zorgen zijn geuit over de ontwikkeling van kinderen, maar deze zorgen worden niet zodanig ernstig geacht dat een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de vader in de basale behoeften van de kinderen voorziet en een liefdevolle vader is. Het gezin biedt veel liefde, loyaliteit en sociale cohesie. Ook staat hij open voor hulpverlening. Zo is inmiddels bij [minderjarige 1] een coach betrokken van [X] en ontvangt [minderjarige 2] hulpverlening bij [Y] . [minderjarige 1] heeft bovendien logopedische hulp gehad vanwege haar stotteren, waarbij zij dusdanige vooruitgang heeft geboekt dat zij tevreden is met het behaalde resultaat en geen verdere behandeling wenst. Ook is de grootmoeder nu meer betrokken en biedt zij steun aan het gezin. Het schoolverzuim van de kinderen is mede gevolg geweest van de rouw-traditie na het overlijden van hun overgrootmoeder, wat een zware periode voor het gezin is geweest. Hoewel [minderjarige 2] soms weigert naar school te gaan en [minderjarige 1] regelmatig te laat komt, werkt de vader aan verbetering van deze situatie en blijft het schoolverzuim binnen de perken. Daarbij is van belang dat de kinderen, ondanks het schoolverzuim, hun schooljaar hebben afgerond en naar het volgende leerjaar zijn overgegaan. Hoewel er zorgen bestaan, is het hof van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd zodanig dat een inbreuk op hun gezinsleven door middel van een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. Gelet hierop zal het hof het verzoek van de raad afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.

6 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.

Deze beschikking is gegeven door mr. P.F.E. Geerlings, mr. J.M. van Baardewijk en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. R.B. de Cuba als griffier en is op 7 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.