ECLI:NL:GHAMS:2025:2247 - Gerechtshof Amsterdam - 26 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.352.223/01 zaaknummers rechtbank: C/13/727325 / FA RK 22-8156 en C/13/747534 / FA RK 24-1547
beschikking van de meervoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak van
[de moeder] , wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] , verzoekster in principaal hoger beroep, verweerster in incidenteel hoger beroep, hierna: de moeder, advocaat: mr. W. van Egmond te Amsterdam ,
en
[de vader] , wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] , verweerder in principaal hoger beroep, verzoeker in incidenteel hoger beroep, hierna: de vader, advocaat: mr. C.L. Verhoeven te Haarlem.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
-
de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
-
de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
In de procedure heeft een adviserende taak: de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam , hierna: de raad.
1 De zaak in het kort
1.1 De zaak gaat over de vragen of de moeder met [minderjarige 1] (9 jaar) en [minderjarige 2] (6 jaar) (hierna gezamenlijk: de kinderen) naar [plaats A] mag verhuizen, zij hen daar mag inschrijven op een school en in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP), en bij welke ouder de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben. Ook gaat de zaak over de zorgregeling voor de kinderen.
1.2 De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 13 december 2024 (hierna: de bestreden beschikking), voor zover hier van belang, de verzoeken van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats A] en om hen daar op een school in te schrijven afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald. Verder is een zorg- en vakantieregeling voor de kinderen vastgesteld. De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en wil dat haar inleidende verzoeken tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing en schoolinschrijving alsnog worden toegewezen. Daarnaast wil de moeder dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats en inschrijving in de BRP bij haar hebben. Ook wil zij een wijziging van de zorgregeling. De vader is het evenmin eens met de zorgregeling zoals de rechtbank deze heeft bepaald.
1.3 Het hof zal een iets andere zorgregeling bepalen en voor het overige de bestreden beschikking bekrachtigen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing komt.
2 De procedure in hoger beroep
2.1 De moeder is op 12 maart 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2 De vader heeft op 29 april 2025 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3 De moeder heeft op 18 juni 2025 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend, met daarin ook een wijziging van haar verzoeken in principaal hoger beroep.
2.4 Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
-
een bericht van de raad van 23 april 2025 met bijlagen;
-
een bericht van de moeder van 11 juni 2025 met bijlagen;
-
een bericht van de vader van 16 juni 2025 met bijlagen;
-
een bericht van de raad van 16 juni 2025 met bijlagen;
-
twee berichten van de moeder van 19 juni 2025 met bijlagen.
2.5 De voorzitter heeft op 25 juni 2025, in het bijzijn van de griffier, met de minderjarige [minderjarige 1] gesproken. Ter zitting van 26 juni 2025 heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven. De ouders hebben de gelegenheid gehad om daarop te reageren.
2.6 De zitting heeft op 26 juni 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-
de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-
de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-
de raad, vertegenwoordigd door F. Dekkers.
Beide advocaten hebben op de zitting pleitaantekeningen overgelegd.
3 De feiten
3.1 De ouders zijn getrouwd geweest. Zij zijn op 17 juni 2024 gescheiden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2024 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2 De vader en de moeder zijn de ouders van:
-
[minderjarige 1] , geboren [in] 2016 te [plaats C] ;
-
[minderjarige 2] , geboren [in] 2018 te [plaats D] .
Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. Sinds de bestreden beschikking hebben de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader.
3.3 Bij beschikking van 19 december 2022 heeft de rechtbank in het kader van de voorlopige voorzieningen bepaald dat de moeder bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en dat de kinderen aan de moeder worden toevertrouwd. Daarnaast heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de vader, na een opbouw, de kinderen met ingang van 14 januari 2023 het ene weekend van zaterdag 11.00 uur tot maandag naar school en het andere weekend op zondag van 10.00 uur tot maandag naar school bij zich heeft. De rechtbank heeft de beslissing over de zorgregeling pro forma aangehouden in afwachting van het verloop van de tijdelijke zorgregeling.
3.4 Bij beschikking van 20 maart 2023 heeft de rechtbank in het kader van de voorlopige voorzieningen de voorlopige zorgregeling gewijzigd, in die zin dat de kinderen bij de vader verblijven in de oneven weken van donderdag uit school tot en met maandag naar school en in de even weken van donderdag uit school tot vrijdag 18.30 uur, alsmede de helft van de vakanties en bijzondere dagen. Gelijktijdig met de voorlopige voorziening over de zorgregeling heeft de rechtbank in de bodemprocedure de verzoeken van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats A] of omgeving en hen daar op een school in te schrijven behandeld. Deze verzoeken zijn bij de beschikking van 20 maart 2023 afgewezen.
3.5 Bij beschikking van 15 maart 2024 heeft de rechtbank:
-
de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken;
-
bepaald dat de moeder tegenover de vader het recht heeft om in de woning aan het adres [A-straat] te [plaats B] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als zij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
-
de raad gevraagd advies uit te brengen over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling en de beslissingen daarover aangehouden.
3.6 Bij vonnis van 18 december 2024 heeft de voorzieningenrechter – kort gezegd – de moeder veroordeeld om de echtelijke woning te verlaten, te ontruimen en ter vrije beschikking van de vader te stellen.
4 De omvang van het hoger beroep
4.1 De rechtbank heeft in de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – bestreden beschikking, voor zover hier van belang:
-
het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de kinderen naar [plaats A] en inschrijving van de kinderen op scholen in [plaats A] afgewezen;
-
de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald;
-
een zorgregeling tussen de kinderen en de moeder vastgesteld waarbij zij bij haar verblijven in de oneven weken van woensdag uit school tot en met maandag naar school en in de even weken van woensdag uit school tot vrijdag naar school;
-
de vakanties en feestdagen bij helfte verdeeld, als opgenomen in rechtsoverweging 5.13 van de bestreden beschikking.
4.2 De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, na wijziging van haar verzoeken en met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre: Primair:
- haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de kinderen naar de [B-straat] te [plaats A] en te bepalen dat zij daar hun BRP-inschrijving en hoofdverblijfplaats hebben;
Subsidiair:
- te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij geen van de ouders is en dat de kinderen in de BRP worden ingeschreven bij de moeder in [plaats A] ;
Meer subsidiair:
- te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij geen van de ouders is en dat de moeder gerechtigd is om [minderjarige 2] bij haar te laten inschrijven, en aldus dat het adres van [minderjarige 2] in de BRP gelijk is aan dat van de moeder, en dat het adres van [minderjarige 1] in de BRP gelijk is aan dat van de vader;
en, naar het hof begrijpt, zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
-
haar vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op basisschool De [X] in [plaats A] dan wel een andere basisschool in de directe omgeving van de woning van de moeder in [plaats A] ;
-
te bepalen dat de kinderen bij de moeder zullen verblijven in de even weken van woensdag uit school tot maandag naar school en in de oneven weken van woensdag uit school tot vrijdag uit school;
-
de regeling voor de vakanties en feestdagen vast te stellen conform, naar het hof begrijpt, punt 17 van het verweerschrift in incidenteel hoger beroep.
4.3 De vader verzoekt in principaal hoger beroep de verzoeken van de moeder ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de vervangende toestemming voor verhuizing, schoolinschrijving en inschrijving in de BRP af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Daarnaast verzoekt hij met betrekking tot de vakantieregeling, indien de ouders er in onderling overleg niet uitkomen, de bestreden beschikking te bekrachtigen. In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader te bepalen dat tussen de moeder en de kinderen een zorgregeling geldt die inhoudt dat de kinderen iedere week van donderdag uit school tot vrijdag 18.30 uur bij de moeder zijn en om de week van vrijdag 18.30 uur tot maandagochtend naar school.
4.4 De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep de verzoeken van de vader af te wijzen.
5 De motivering van de beslissing
Vervangende toestemming (voor verhuizing, schoolinschrijving en inschrijving BRP) en hoofdverblijfplaats
5.1 Het hof zal de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats A] te verhuizen, hun hoofdverblijfplaats bij haar vast te stellen en de kinderen in [plaats A] in te schrijven in de BRP en op een school gezamenlijk bespreken.
Het wettelijk kader
5.2 Uit artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter dient in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, zoals een verzoek tot verhuizing, een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen.
5.3 Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechter eveneens een beslissing nemen over de hoofdverblijfplaats van een kind.
De standpunten
5.4 De moeder stelt dat de rechtbank haar ten onrechte geen toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats A] heeft verleend. Voor de moeder was een verhuizing naar [plaats A] noodzakelijk. Zij heeft alle opties onderzocht om in [plaats B] te blijven wonen, maar dit bleek niet mogelijk. De woning moet namelijk aan een aantal voorwaarden voldoen: door de medische problematiek van de kinderen en het risico van de moeder op een burn-out is het van belang dat iedereen een eigen slaapkamer heeft. Ook heeft de moeder een buitenomgeving nodig om tot rust te komen. De moeder heeft met behulp van verschillende makelaars naar een woning in [plaats B] gezocht, maar daar is geen geschikte koop- of huurwoning te vinden die aan de voorwaarden voldoet en die de moeder kan financieren. In [plaats A] kon zij wel een passende en betaalbare woning vinden. Ook is een verhuizing naar [plaats A] in het belang van de kinderen: de moeder heeft meer tijd en ruimte dan de vader om de kinderen te begeleiden bij hun hobby’s en naschoolse activiteiten. Bovendien is het gezien de verdeling van de zorgtaken tijdens het huwelijk van de ouders, waarbij de moeder het grootste deel van de zorg heeft gedragen, in het belang van de kinderen om naar [plaats A] te verhuizen en hun hoofdverblijfplaats bij de moeder te hebben. In dit kader heeft zij kritiek geuit op het rapport van de raad in eerste aanleg. Ook wijst zij erop dat de kinderen de nodige medische problemen hebben en de vader daar te licht over denkt. De kinderen kunnen in [plaats A] naar school gaan. Zij zijn nog jong en een verandering van hun sociale omgeving is niet onoverkomelijk. Daarbij zijn de kinderen ook al geworteld in [plaats A] en hebben zij daar vriendjes en vriendinnetjes gemaakt en hebben zij daar activiteiten. Bovendien is [minderjarige 1] vermoedelijk hoofdbegaafd en wordt daarbij op de huidige school in [plaats B] onvoldoende aangesloten. Daarentegen heeft de beoogde school in [plaats A] daarvoor een speciaal onderwijsprogramma. De moeder wil de strijd tussen de ouders stoppen en de incidenten in het verleden achter zich laten. Wel wil zij benoemen dat er in het verleden veel is voorgevallen door de schuld van de vader, ook al betwist hij dat.
5.5 Volgens de vader heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om met de kinderen te verhuizen naar [plaats A] op juiste gronden afgewezen. Er bestaat voor de moeder geen noodzaak om met de kinderen naar [plaats A] te verhuizen. Zij heeft zich nooit voldoende ingezet om een woning in [plaats B] te vinden. Zo had de moeder al in de voorlopige voorzieningenprocedure een verhuizing naar [plaats A] voor ogen en heeft zij dat toen ook verzocht. Terwijl dat verzoek was afgewezen en de moeder in de bodemprocedure opnieuw een verhuizing verzocht, waarop nog geen beslissing was genomen, kocht zij al een huis in [plaats A] . De vader betwist dat de moeder ooit een makelaar heeft ingeschakeld om een woning in [plaats B] te vinden. Daarbij zijn er geen wezenlijke prijsverschillen in koopwoningen tussen [plaats A] en [plaats B] en directe omgeving. Verder is een verhuizing niet in het belang van de kinderen. De kinderen zijn geworteld in [plaats B] en zouden door verhuizing hun vertrouwde woonomgeving en school moeten verlaten. Bovendien is de verhouding tussen de ouders verstoord en maakt een verhuizing het nog lastiger om hun ouderschap in het belang van de kinderen gezamenlijk vorm te geven. Ook vreest de vader dat zijn band met de kinderen wordt beschadigd door een verhuizing naar [plaats A] . De moeder heeft de vader jarenlang beschuldigd van mishandeling van de kinderen en de houding van de moeder heeft ook zijn weerslag op de kinderen. Bij een verhuizing zullen de kinderen naarmate zij ouder worden steeds minder naar [plaats B] gaan. Verder betwist de vader de stelling van de moeder dat zij het grootste deel van het leven voor de kinderen heeft gezorgd. Zo heeft de vader veel voor de kinderen gezorgd toen de moeder in de periode na de bevalling van [minderjarige 2] wat zwakker was en kon hij in de coronatijd veel thuiswerken, waardoor hij een gelijkwaardig aandeel had in de zorg. De vader kan zich vinden in het rapport van de raad. Hij betwist dat hij te lichtvaardig over de gezondheid van de kinderen denkt. Ouders gaan verschillend met de problemen die de kinderen hebben om: de moeder is meer bezorgd, de vader minder. De verschillen mogen er zijn en de kinderen kunnen juist profiteren van de liefdevolle bezorgdheid van de moeder en tegelijkertijd van een vader die een beroep doet op hun vermogen en vertrouwen om moeilijke situaties aan te kunnen.
Het advies van de raad
5.6 De raad heeft ter zitting in hoger beroep erop gewezen dat beide ouders goed in staat zijn om de zorg voor de kinderen te dragen. Wel heeft de raad zorgen over de moeizame verstandhouding tussen de ouders en de gevolgen daarvan voor de kinderen. De ouders zullen als ouders van de kinderen aan elkaar verbonden blijven en samen verder moeten. Zij zullen in het belang van de kinderen dan ook samen eraan moeten werken om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren. Het zou steunend zijn als zij daarbij hulp krijgen, van een professional, zoals het Ouder- en Kindteam (hierna: OKT) of iemand binnen hun netwerk. Het is van belang dat er duidelijkheid komt door een uitspraak van het hof. De raad handhaaft het advies zoals gegeven bij de rechtbank dat het in het belang van de kinderen is om hun hoofdverblijf bij de vader te hebben en op hun huidige school te blijven en is van mening dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen.
De beoordeling door het hof
5.7 Uit de stukken in het dossier en wat is besproken op de zitting in hoger beroep blijkt het volgende. Het gezin woonde eerst in [plaats C] en is toen naar [plaats B] verhuisd. In juli 2022 zijn de ouders uit elkaar gegaan. De moeder heeft nog enige tijd in de echtelijke woning gewoond met de kinderen, maar in december 2024 is zij door de voorzieningenrechter veroordeeld om de echtelijke woning te verlaten. De moeder is toen naar de woning in [plaats A] verhuisd die zij al eerder had aangekocht. De vader is weer in de (voormalige echtelijke) woning gaan wonen. De vader heeft inmiddels de echtelijke woning overgenomen. De ouders worden het niet eens over de plek waar de kinderen moeten wonen en op een school ingeschreven moeten staan en de manier waarop de zorg voor de kinderen tussen hen moet worden verdeeld. De verhouding tussen de ouders is ernstig verstoord geraakt. De ouders hebben elkaar over en weer beschuldigd van schadelijk dan wel onveilig gedrag jegens de ander en de kinderen en bij hen bestaat daardoor veel wantrouwen naar elkaar. Er zijn de afgelopen jaren verschillende meldingen bij Veilig Thuis gedaan met betrekking tot het gezin. Veilig Thuis heeft geprobeerd hulp in het vrijwillig kader in te zetten, maar dat is niet gelukt. Inmiddels heeft Veilig Thuis een verzoek tot een beschermingsonderzoek bij de raad ingediend. De ouders hebben ter zitting verklaard dat zij beiden individuele hulp krijgen.
5.8 De moeder heeft gezegd dat zij in [plaats A] zal blijven wonen, ook als zij in hoger beroep geen toestemming krijgt om met de kinderen daar naar toe te verhuizen. Zij ziet geen andere mogelijkheid. De vader heeft verklaard gebonden te zijn aan [plaats B] en niet naar [plaats A] te willen verhuizen. Gelet hierop zal er hoe dan ook een situatie zijn waarin de ouders op afstand van elkaar wonen.
5.9 Bij de beoordeling van het verzoek van de moeder moet naar de verschillende belangen worden gekeken. Het belang van de moeder bij een verhuizing met de kinderen naar [plaats A] is erin gelegen dat zij haar leven daar op haar manier kan inrichten, op een plek waar zij financieel in staat is te wonen in een ruime woning, met een tuin en eigen slaapkamers voor haar en de kinderen. Hiertegenover staat het – evenzeer zwaarwegende – belang van de vader bij voortzetting van het huidige wekelijkse en ook doordeweekse verblijf van de kinderen bij hem om op deze wijze zo goed mogelijk bij de verzorging en opvoeding van de kinderen betrokken te blijven. Ook het belang van de kinderen is ermee gediend om in de omgeving van hun vader te kunnen opgroeien en daarbij mede door hem te worden verzorgd en opgevoed. Bij de afweging van deze belangen neemt het hof daarnaast in aanmerking of de vast te leggen zorgregeling beter uitvoerbaar is wanneer de kinderen in de ene of de andere gemeente hun hoofdverblijfplaats hebben en naar school gaan, gelet op de reistijd van ieder van de ouders. Ook het door de moeder aangevoerde belang van [minderjarige 1] om een school te bezoeken waar zij onderwijs op maat krijgt, betrekt het hof bij de beoordeling.
5.10 Het hof is van oordeel dat het belang van de vader (en de kinderen) zwaarder weegt dan dat van de moeder (en de kinderen). Anders dan de moeder stelt, is het hof niet ervan overtuigd geraakt dat er een noodzaak was voor de moeder voor verhuizing naar [plaats A] omdat in (de omgeving van) [plaats B] geen geschikte woning was te vinden. Het hof acht gerechtvaardigd dat de moeder heeft gezocht naar een woning met tuin en eigen slaapkamers voor haar en de kinderen, maar ook als rekening wordt gehouden met die voorwaarden heeft zij onvoldoende aangetoond dat het voor haar niet mogelijk was om in [plaats B] of omgeving een geschikte en betaalbare woning te vinden. Zij heeft weliswaar gezocht naar koop- en huurwoningen en daarvoor contact opgenomen met makelaarskantoren voor bezichtigingen en informatie over de woningen, maar dat zij daadwerkelijk een makelaar heeft ingeschakeld om haar aan de hand van een gerichte zoekopdracht te helpen een koop- of huurwoning in [plaats B] of omgeving te vinden, is niet komen vast te staan. Daarnaast is het hof niet gebleken dat de moeder de beschikbare opties in voldoende mate heeft overwogen.
5.11 Naar het oordeel van het hof wordt bovendien het meeste recht gedaan aan gelijkwaardig ouderschap als de kinderen in [plaats B] blijven wonen. Het hof zal een zorgregeling vastleggen waarbij de kinderen evenveel bij beide ouders verblijven. In hoeverre de moeder in het verleden al dan niet meer voor de kinderen heeft gezorgd, kan dan ook in het midden blijven. De ouders werken allebei in [plaats C] . Bij een verhuizing naar [plaats A] zullen de kinderen daar naar school en de buitenschoolse opvang (hierna: BSO) gaan. Voor de vader betekent dit dat hij de kinderen op zijn omgangsdagen vanuit [plaats B] naar [plaats A] naar school moet brengen, daarna naar zijn werk in [plaats C] moet rijden om vervolgens de kinderen na school (op tijd) weer te moeten ophalen in [plaats A] . Het hof acht aannemelijk dat dit niet altijd haalbaar zal zijn voor de vader, ook al omdat hij meer risico op files heeft omdat hij meer reisbewegingen maakt. Dit vergroot de kans dat zijn rol in het leven van de kinderen wordt beperkt. [plaats C] acht het hof dit risico voor de moeder kleiner. Zij heeft meer ruimte om bij schoolactiviteiten en hobby’s van de kinderen aanwezig te zijn omdat zij minder werkt en flexibeler is in haar tijd. Op haar omgangsdagen kan zij de kinderen onderweg naar haar werk in [plaats C] naar [plaats B] brengen en hen onderweg terug naar [plaats A] weer ophalen. Weliswaar zal de moeder ook last kunnen krijgen van files, maar zij heeft met minder reisbewegingen te maken. Daarnaast beperkt de afstand de vader om bij schoolactiviteiten van de kinderen te zijn. Voor de moeder is dit makkelijker te organiseren omdat zij vanuit haar werk naar de school in [plaats B] kan rijden. Tot slot acht het hof van belang dat de grootouders van vaderszijde hun rol in het leven van de kinderen, waarbij zij hen om de week op maandag en dinsdag uit school dan wel de BSO halen, minder goed kunnen invullen bij een verhuizing naar [plaats A] .
5.12 Met de moeder is het hof van oordeel dat de kinderen snel genoeg zullen wortelen in [plaats A] en vriendjes en vriendinnetjes zullen krijgen, voor zover daarvan al niet sprake is. Daar staat tegenover dat zij ook geworteld zijn in [plaats B] . Slechts de school zou wellicht van onderscheidend belang kunnen zijn. Dit is naar het oordeel van het hof niet het geval. Voor zover [minderjarige 1] al extra leerstof nodig zou hebben, is niet vast komen te staan dat [minderjarige 1] deze niet op haar huidige school kan krijgen. Indien de ouders het in haar belang achten dat dit op school actief wordt aangeboden, kunnen zij daar bij de school expliciet om vragen.
5.13 De moeder heeft tot slot nog aangevoerd dat de vader de medische situatie van de kinderen bagatelliseert en dat zij zich zorgen maakt of de vader wel toeziet op het voorgeschreven medicijngebruik van de kinderen. De vader betwist dat hij te makkelijk denkt over de medische problematiek van de kinderen. Voor de moeder zal het moeilijk zijn dat de vader niet op dezelfde manier omgaat met de klachten van de kinderen en wellicht ook het medicijngebruik, maar het is niet gebleken dat de vader niet de benodigde medische zorg geeft. Ook dit argument is dan ook geen reden om de moeder toestemming te geven tot verhuizing.
5.14 Gelet op het voorgaande zijn ook in hoger beroep de verzoeken van de moeder met betrekking tot de verhuizing en schoolwijziging niet toewijsbaar, zodat de bestreden beschikking op deze punten zal worden bekrachtigd.
5.15 Aangezien de kinderen in [plaats B] naar school blijven gaan, is het van belang dat zij hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben. Nog daargelaten de vraag of een verzoek met betrekking tot de BRP inschrijving valt binnen de reikwijdte van artikel 1:253a BW, past een BRP inschrijving in [plaats A] niet bij de beslissing omtrent het hoofdverblijf. Het hof zal de verzoeken van de moeder omtrent hoofdverblijf en BRP inschrijving dan ook afwijzen.
De zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen
5.16 Ter beoordeling aan het hof ligt verder voor de vraag welke zorgregeling en verdeling van de vakanties in het belang van de kinderen wenselijk is.
Het wettelijk kader
5.17 Op grond van het hiervoor genoemde artikel 1:253a BW kan de rechter een regeling met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepalen.
De standpunten
In principaal en incidenteel hoger beroep
5.18 De moeder stelt dat de zorgregeling die de rechtbank heeft bepaald kennelijke verschrijvingen bevat. Volgens de regeling zijn de kinderen op vrijdag naar (cursivering hof) school bij de moeder, maar daardoor is de zorg niet gelijk verdeeld tussen de ouders op de dagen dat er geen school is, bijvoorbeeld vanwege een studiedag, omdat de kinderen dan al ’s morgens naar de vader gaan. Uit de overwegingen van de rechtbank blijkt echter dat een gelijke verdeling wel het uitgangspunt van de rechtbank was. Daarnaast had de verdeling van de zorg tussen de ouders in de even en oneven weken omgedraaid moeten worden. De ouders hebben de zorgregeling ook altijd feitelijk uitgevoerd op die manier. Het is dan ook van belang dat deze fouten van de rechtbank hersteld worden, zodat de kinderen bij de moeder zijn in de even weken van woensdag uit school tot maandag naar school en in de oneven weken van woensdag uit school tot vrijdag uit school. De moeder voert voor het overige geen bezwaren (meer) aan tegen de regeling van de rechtbank. Zij wil dat de strijd tussen de ouders stopt en daarvoor is het van belang dat zij zich neerleggen bij een gelijke verdeling van de zorg voor de kinderen. Daarbij staat de moeder ervoor open om te overleggen over een wisseling van de dagen indien dat de vader logistiek beter past. Wel heeft de moeder er moeite mee dat de vader haar in haar zorg voor de kinderen beperkt. Zo belemmert de vader de moeder om aanwezig te zijn bij ziekenhuisafspraken of schoolactiviteiten die vallen in zijn zorgtijd. Daarnaast geeft hij haar geen toestemming om met de kinderen naar een tandarts in [plaats A] te gaan en houdt hij haar niet op de hoogte van het medicijngebruik van de kinderen.
5.19 De vader is het niet eens met de zorgregeling die de moeder heeft voorgesteld en wil ook een andere regeling dan de regeling die de rechtbank heeft vastgesteld. Volgens hem is een zorgregeling waarbij de kinderen de helft van de tijd bij de moeder verblijven niet in hun belang vanwege de grote afstand tussen de school van de kinderen en [plaats A] . Daarbij speelt het sociale leven van de kinderen zich in [plaats B] af en beperkt de huidige zorgregeling de kinderen in hun mogelijkheden om zelfstandig van en naar school te gaan en met vriendjes en vriendinnetjes af te spreken. Bovendien is het van belang voor de kinderen dat het zwaartepunt van de zorg bij de vader ligt, omdat de moeder zich negatief blijft uiten over de vader en daarmee onrust voor de kinderen veroorzaakt.
5.20 De moeder meent dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek in incidenteel hoger beroep. Het verzoek van de vader om de zorgregeling tussen hem en de kinderen uit te breiden is een zelfstandig tegenverzoek en is daarmee strijd met artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Mocht het hof het verzoek van de vader toch inhoudelijk beoordelen, dan moet dit worden afgewezen. De stelling van de vader dat de moeder hem diskwalificeert is onjuist. Het is juist de vader die dit doet. De moeder wil echter dat de strijd tussen de ouders ophoudt en zal daarom niet ingaan op de verwijten van de vader, maar betwist zijn stellingen wel. Verder is het ingrijpender als het zwaartepunt van de zorg voor de kinderen bij de vader komt te liggen dan dat hun hoofdverblijfplaats naar [plaats A] wijzigt. Het is niet in het belang van de kinderen om meer tijd bij één van beide ouders door te brengen. De kinderen zijn gewend geraakt aan de huidige situatie, waarbij zij beide ouders evenveel zien. Gezien de onrust de afgelopen tijd is het van belang dat de zorgregeling rust brengt en de ouders de ruimte geeft om aan hun vertrouwen jegens elkaar te werken. De huidige zorgregeling biedt die mogelijkheid, aldus de moeder.
Het advies van de raad
5.21 De raad handhaaft zijn advies zoals gegeven bij de rechtbank en adviseert een zorgregeling met een verdeling bij helfte. Gelijkwaardig ouderschap is het uitgangspunt en hiervoor zijn geen contra-indicaties. Zoals benoemd kunnen beide ouders goed voor de kinderen zorgen, maar moeten zij er samen voor zorgen dat de kinderen veilig bij hen kunnen opgroeien. De raad adviseert de ouders om daarvoor hulp in te schakelen, zodat de kinderen niet de dupe worden van het conflict tussen de ouders.
De beoordeling door het hof
5.22 Gelet op de inhoud en de onderlinge samenhang van de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep die betrekking hebben op de reguliere zorgregeling zal het hof deze grieven gezamenlijk beoordelen.
5.23 Ten aanzien van de reguliere zorgregeling overweegt het hof als volgt. Anders dan de moeder stelt, is de vader ontvankelijk in zijn verzoek. De vader heeft in eerste aanleg zelfstandig verzoeken gedaan en mag deze in hoger beroep wijzigen en/of aanvullen, nog daargelaten dat in echtscheidingsprocedures de mogelijkheden om in hoger beroep verzoeken in te dienen ruimer zijn dan in andere procedures.
5.24 Zoals benoemd bij 5.8 zal de moeder ondanks de afwijzing van haar verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing in [plaats A] blijven wonen. Het hof ziet dat de afstand tussen de ouders een complicerende factor is en dat het belastend kan zijn voor de kinderen dat zij tussen de ouders heen en weer moeten reizen. Desondanks acht het hof het belang van de kinderen bij gelijkwaardig contact met beide ouders zwaarwegender dan hun belang bij minder reisbewegingen. Het hof vindt het voor de kinderen van belang dat de ouders een gelijk aandeel hebben in de zorg voor hen. Zowel in [plaats B] als in [plaats A] kunnen de kinderen een sociaal leven hebben en in ieder geval een gedeelte van de week zullen de kinderen, als de tijd daar is, zelfstandig naar school (in [plaats B] ) kunnen gaan. Zoals benoemd door de raad ter zitting in hoger beroep zijn beide ouders goed in staat om hun ouderschap vorm te geven. Ondanks het feit dat het de ouders al lange tijd niet lukt om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en dit effect kan hebben op de kinderen, is het hof gebleken dat het de ouders wel lukt om in het belang van de kinderen uitvoering te geven aan de zorgregeling en hen daarbij zo min mogelijk te belasten met de spanningen tussen hen. Wel kunnen de kinderen op termijn last krijgen van de spanningen tussen de ouders. Het is dan ook van belang dat de ouders zich tot het uiterste zullen (blijven) inspannen om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren, zodat zij in de toekomst in staat zullen zijn om – indien nodig of gewenst – in onderling overleg nadere afspraken te maken over kwesties die de zorgregeling en andere belangrijke aangelegenheden aangaande de kinderen betreffen. Zoals benoemd door de raad ter zitting in hoger beroep is het helpend als de ouders hierbij hulp krijgen. Het is in het belang van de kinderen dat deze hulp zo spoedig mogelijk van de grond komt en het is dan ook positief dat de raad en jeugdbescherming zich daarover buigen. Het hof kan zich gelet op de voorgeschiedenis tussen de ouders en het wantrouwen dat zij jegens elkaar hebben voorstellen dat dat veel van de ouders vergt, maar acht hen daar, mede gezien hun bereidheid om zich in te zetten voor een hulpverleningstraject, wel toe in staat.
5.25 Het hof zal de zorgregeling wijzigen wat betreft de omgang tussen de moeder en de kinderen op de vrijdag, in die zin dat deze wordt verlengd tot het moment dat de kinderen uit school komen. Op deze manier is de zorg meer gelijk verdeeld. Daarnaast is ter zitting in hoger beroep gebleken dat tussen de ouders niet in geschil is dat de even en oneven weken moeten worden omgedraaid. Het hof zal daarom een zorgregeling vaststellen waarbij de kinderen bij de moeder verblijven in de even weken van woensdag uit school tot maandag naar school en in de oneven weken van woensdag uit school tot vrijdag uit school. De kinderen verblijven de andere dagen bij de vader.
5.26 Ten aanzien van de regeling voor de vakanties en feestdagen heeft de vader grotendeels ingestemd met het verzoek van de moeder. De vader is het niet eens met de verdeling van de zorg tijdens Bevrijdingsdag, Hemelvaart en Pinksteren die de moeder heeft voorgesteld. Het hof zal beslissen dat tijdens Bevrijdingsdag de meivakantieregeling doorloopt en dat tijdens Hemelvaart en Pinksteren de reguliere zorgregeling doorloopt, zoals de vader heeft verzocht. Bij het voorstel van de moeder voor die dagen moeten de kinderen nog een extra keer wisselen tussen de ouders. Het hof acht dit niet in hun belang. Voor de overige vakanties en feestdagen zal de verdeling plaatsvinden zoals de moeder heeft omschreven in haar verzoek, aangezien dit voorstel het hof niet onredelijk voorkomt en het een gelijke verdeling van de vakanties en feestdagen betreft. Met betrekking tot het tijdstip van aanvang van het verblijf tijdens Koningsdag heeft de moeder twee opties voorgesteld. Het hof gaat ervan uit dat gelet op de vroege aanvang van Koningsdag het verblijf in de avond ervoor wisselt en zal aldus bepalen. Aangezien de kinderen hun hoofdverblijfplaats in [plaats B] zullen hebben, zal voor de (zomer)vakanties van regio Noord worden uitgegaan. De regeling voor de vakanties en feestdagen zal hierna bij 5.27 worden opgenomen. Het staat de ouders daarbij vrij om in onderling overleg van deze regeling af te wijken.
5.27 Gelet op het voorgaande legt het hof de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen vast:
-
zomervakanties: conform het schema zoals opgenomen in het aan deze beschikking gehecht schema;
-
vakanties van één week: de kinderen verblijven de helft van de tijd bij de moeder en de helft van de tijd bij de vader, zoveel mogelijk aansluitend bij de reguliere zorgregeling;
-
meivakantie: in de even jaren zijn de kinderen de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren is dit andersom;
-
Koningsdag: in de oneven jaren zijn de kinderen bij de moeder en in de even jaren bij de vader. Hierbij geldt dat de kinderen de avond ervoor om 19.00 uur worden gebracht en de ochtend erna om 09.30 of naar school worden teruggebracht;
-
Bevrijdingsdag: de regeling voor de meivakantie loopt door;
-
Sinterklaas: in de even jaren zijn de kinderen bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader.
Als Sinterklaas op een weekenddag valt, geldt dat de kinderen in de ochtend om 9.30 uur worden gebracht en de ochtend erna om 09.30 of naar school worden teruggebracht. Als Sinterklaas op een schooldag valt geldt dat de kinderen uit school worden opgehaald en de ochtend erna om 09.30 uur of naar school worden teruggebracht.
-
kerstvakantie: op eerste kerstdag zijn de kinderen in de oneven jaren bij de moeder vanaf kerstavond 18.30 uur en bij de vader op tweede kerstdag vanaf 09.30 uur tot (uiterlijk) 21.30 uur. De rest van de kerstvakantie wordt jaarlijks in onderling overleg bij helfte verdeeld, met niet te veel wisselingen voor de kinderen;
-
Oud en Nieuw: in de even jaren zijn de kinderen bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader. Dit geldt vanaf 09.30 uur op oudejaarsdag tot 18.30 uur op nieuwjaarsdag. Vervolgens wordt de reguliere zorgregeling hervat;
-
Moederdag en Vaderdag: op Moederdag verblijven de kinderen vanaf zaterdagavond 18.30 uur tot maandagochtend 08.30 uur bij de moeder en op Vaderdag vanaf zaterdagavond 18.30 uur tot maandagochtend 08.30 uur bij de vader;
-
verjaardagen ouders: de kinderen zijn op die dag en vanaf de voorgaande avond 18.30 uur bij de ouder die het betreft, tot de volgende dag 09.30 uur of naar school. Daarna wordt de reguliere zorgregeling hervat;
-
verjaardagen kinderen: de kinderen zijn in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader. Hierbij geldt dat zij de avond voorafgaand aan hun verjaardag om 18.30 uur zijn bij de ouder bij wie zij op hun verjaardag zijn, tot de ochtend na hun verjaardag om 09.30 uur. De ouder bij wie de kinderen zijn regelt het kinderfeestje. De ouder bij wie de kinderen niet verblijven heeft de gelegenheid om het kind te bezoeken gedurende tenminste één uur;
-
Pasen: in de oneven jaren zijn de kinderen op eerste paasdag bij de moeder vanaf de zaterdagavond ervoor om 18.30 uur en op tweede paasdag om 09.30 uur bij de vader en in de even jaren andersom;
-
Hemelvaart en Pinksteren: de reguliere zorgregeling loopt door;
Verder geldt dat studiedagen de verantwoordelijkheid zijn van de ouder bij wie de kinderen verblijven volgens de reguliere zorgregeling, met als uitgangspunt dat indien die dag een wisseldag betreft, de kinderen dan bij die ouder verblijven tot het moment waarop het normale wisseltijdstip vanuit school is gelegen. Het hof gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg afspraken zullen maken over ieders aanwezigheid bij ziekenhuisopnames, afspraken met artsen, schoolbezoeken en -activiteiten en vrije tijdactiviteiten zoals uitvoeringen en sportwedstrijden, waarbij het belang van de kinderen vanzelfsprekend voorop dient te staan.
6 De beslissing
Het hof:
in het principaal hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking met betrekking tot de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen vast, waarbij zij bij haar verblijven in de even weken van woensdag uit school tot maandag naar school en in de oneven weken van woensdag uit school tot vrijdag uit school;
bepaalt de verdeling van de vakanties en feestdagen zoals vermeld bij 5.27 en aangehecht aan deze beschikking;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders in hoger beroep verzochte;
in het incidenteel hoger beroep:
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. M.C. Schenkeveld en mr. W.F. Groos, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op 26 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
vgl. Hoge Raad 7 april 2000, ECLI:NL:HR:AA5410 en 23 februari 2001, ECLI:NL:HR:AB0201