ECLI:NL:GHAMS:2025:1953 - Gerechtshof Amsterdam - 29 juli 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.348.124/01 NOT
nummer eerste aanleg : 24-03
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 29 juli 2025
inzake
[appellant], wonend te [plaats 1] (Portugal), appellant, gemachtigde: [naam ] ,
tegen
[geïntimeerde], notaris te [plaats 2] , geïntimeerde, gemachtigde: mr. I.R. Köhne, advocaat te Voorburg.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.
1 De zaak in het kort
De vader van klager is in 1990 overleden. Van 1997 tot 2000 is een andere notaris belast geweest met de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klager. In 2020 is deze notaris gedefungeerd en is diens protocol toegewezen aan de notaris. Klager heeft in 2023 de notaris verzocht om informatie en stukken uit het protocol van de oud-notaris met betrekking tot de nalatenschap van zijn vader. De notaris heeft slechts een paar fysieke stukken (geen akten) in het dossier van de oud-notaris gevonden, maar achtte zich niet vrij om deze aan klager te sturen. De notaris heeft klager daarop laten weten hem niet verder te kunnen helpen. In deze tuchtprocedure verwijt klager de notaris onder meer dat het onbegrijpelijk is dat documenten vernietigd zijn terwijl deze op grond van de wet bewaard dienen te blijven. Ook heeft de notaris volgens klager niets gedaan om de erfgenamen te informeren en heeft hij geen navraag gedaan bij (oud-)notarissen die eerder betrokken waren bij de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klager. Het hof beslist dat de klachten ongegrond zijn.
2 Het geding in hoger beroep
2.1. Klager heeft op 15 november 2024 een beroepschrift en op 31 december 2024 een aanvullend beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 16 oktober 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TNORDHA:2024:16).
2.2. De notaris heeft op 27 februari 2025 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3. Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 28 mei 2025. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klager aan de hand van aan het hof overgelegde spreekaantekeningen.
3 Feiten
Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1. Op [datum] is de vader van klager (hierna te noemen: erflater) overleden.
3.2. Uit de verklaring van erfrecht van 11 maart 2003, verleden voor mr. [naam 1] , destijds notaris te Zeist, blijkt dat erflater op 9 augustus 1989 een testament heeft gemaakt, verleden voor mr. [naam 2] , destijds notaris te Zeist. Uit dit testament volgt dat klager en zijn broer enig erfgenamen zijn van erflater, ieder voor de onverdeelde helft en dat er verder geen legitimarissen zijn.
3.3. Erflater heeft verder notaris [naam 2] benoemd tot executeur en heeft een legaat van vruchtgebruik gemaakt ten behoeve van de zus van erflater. Notaris [naam 2] heeft de successieaangifte verzorgd, een conceptakte van verdeling opgesteld en de nalatenschap partieel laten verdelen. Op het kantoor van notaris [naam 2] werkten in die periode de kandidaat-notarissen mrs. [naam 3] en [naam 4] .
3.4. Na het overlijden van notaris [naam 2] in 1997 is [naam 3] , toentertijd inmiddels notaris te Dordrecht (hierna te noemen: de oud-notaris), verzocht de verdere afwikkeling van de nalatenschap van erflater te verzorgen. De oud-notaris heeft in 1998 een voorstel tot verdeling van de nog onverdeelde boedel gedaan. Op 4 augustus 2000 heeft de oud-notaris een conceptakte van verdeling opgesteld.
3.5. De oud-notaris is per 1 januari 2020 gedefungeerd. De notaris is per 1 juli 2020 aangewezen als protocolhouder (ook wel genoemd: protocolopvolger).
3.6. Op 22 mei 2023 heeft een voormalig gemachtigde van klager, [naam 5] , namens “het Onderzoeksteam” (hierna te noemen: ‘het onderzoeksteam’) [naam 4] , inmiddels notaris te Dronten, benaderd voor informatie over het boedeldossier en de afhandeling van de nalatenschap van erflater. In een brief van 24 mei 2023 heeft notaris [naam 4] ‘het onderzoeksteam’ bericht dat hij niet betrokken was bij het boedeldossier en heeft hij ‘het onderzoeksteam’ verwezen naar de notaris.
3.7. Op 25 mei 2023 heeft ‘het onderzoeksteam’ de notaris – als protocolopvolger van de oud-notaris – om informatie verzocht.
3.8. Bij brief van 2 juni 2023 heeft de notaris ‘het onderzoeksteam’ laten weten dat voor hem als protocolhouder en protocolopvolger dezelfde geheimhoudingsplicht geldt als voor de oud-notaris gold. Dit betekende dat de notaris de brief van ‘het onderzoeksteam’ niet inhoudelijk kon beantwoorden en evenmin aan het verzoek tot overdracht van het dossier kon voldoen. De notaris liet weten in bepaalde gevallen hoogstens afschriften te kunnen verstrekken, maar daartoe wenste hij eerst meer informatie van ‘het onderzoeksteam’ te ontvangen.
3.9. ‘ Het onderzoeksteam’ heeft bij brief van 2 juni 2023 een aantal documenten verstrekt – waaronder een machtiging van klager en de verklaring van erfrecht van 11 maart 2003 – en tevens gevraagd om de volgende documenten uit het protocol: “1) Het volledige boedeldossier van de erfenis van[erflater]. 2) Overzicht van de afhandeling van de erfenis. 3) Bevestiging van u als notaris dat de erfenis in goed overleg met de wettelijke erfgenamen is afgehandeld, met ondertekend akkoord van de erfgenamen. 4) Betalingsbewijzen van de afwikkeling van de erfenis met vermelding van de juiste Bankrekeningnummers. 5) Documenten waaruit blijkt dat een correcte aangifte is gedaan bij de Belastingdienst over de verschuldigde erfrechtbelasting. 6) De documenten betrekking hebbend op de Onroerend goed zaken.”
3.10. Bij brief van 3 juli 2023 heeft de notaris ‘het onderzoeksteam’ geïnformeerd dat het voor hem noodzakelijk was dat de handtekening van klager onder de volmacht aan ‘het onderzoeksteam’ werd gelegaliseerd. Ook heeft de notaris laten weten dat hij bij de betreffende protocolhouder diende te verifiëren of de verklaring van erfrecht authentiek was. Ten slotte heeft hij ‘het onderzoeksteam’ gewezen op de mogelijkheid dat het dossier, mede gelet op het feit dat erflater is overleden in 1990 en de oud-notaris de verklaring van erfrecht niet heeft afgegeven, al ruim langer dan 20 jaar geleden gearchiveerd is en bij gevolg inmiddels is vernietigd.
3.11. Klager is op 21 juli 2023 naar het kantoor van de notaris geweest voor legalisatie van zijn handtekening onder de volmacht aan ‘het onderzoeksteam’.
3.12. Bij brief van 18 augustus 2023 heeft de notaris ‘het onderzoeksteam’ geïnformeerd dat het dossier lijkt te zijn vernietigd en dat de oud-notaris alleen een fysiek dossier en niet een digitaal dossier heeft aangehouden. Wel heeft de notaris een paar (concept)brieven gevonden, maar de notaris achtte zich niet vrij om deze aan ‘het onderzoeksteam’ te sturen. De notaris heeft daarop laten weten ‘het onderzoeksteam’ niet verder te kunnen helpen.
3.13. Bij brief van 19 augustus 2023 heeft ‘het onderzoeksteam’ de notaris opnieuw verzocht tot overdracht van het boedeldossier van erflater.
3.14. Bij brief van 24 augustus 2023 heeft de notaris aan ‘het onderzoeksteam’ de zaak van zijn kant nog een keer uiteengezet.
3.15. ‘ Het onderzoeksteam’ heeft bij brief van 25 augustus 2023 hierop gereageerd en daarbij onder mee de volgende vragen gesteld aan de notaris: “1. Welke contacten heeft u na 25 mei jl. gehad met[de oud-notaris]om tot een duidelijke vaststelling te komen over de afwikkeling van de nalatenschap van[erflater]. . Heeft u contact gezocht met notaris Mr. [naam 1] , notaris te Zeist? Deze notaris heeft de verklaring van erfrecht pas afgegeven op 11 maart 2003, zodat in ieder geval duidelijk is dat deze gecompliceerde nalatenschap zeker nog niet zou zijn afgewikkeld.
3. Wij vragen u, zoals eerder in deze brief vermeld, de documenten betrekking hebbende op de nalatenschap vanerflater]aan ons beschikbaar te stellen.
4. Wij vragen u alsnog uw volledige medewerking te verlenen om te komen tot een tot voor alle partijen aanvaardbare oplossing.”
3.16. In reactie hierop heeft de notaris ‘het onderzoeksteam’ bij brief van 25 september 2023 geïnformeerd als volgt: “Voor wat betreft de situatie met betrekking tot het protocol en het dossier verwijs ik naar mijn eerdere berichten. Een eventuele opdracht uwerzijds wordt door mij niet in behandeling genomen. Ik zie voor mijzelf geen enkele rol weggelegd in deze kwestie en ik beschouw de kwestie dan ook als afgewikkeld.”
4 De klacht
Klager verwijt de notaris het volgende:
5 Beoordeling
5.1. De kamer heeft in de bestreden beslissing uitsluitend geoordeeld over die onderdelen van de klacht die het handelen van de notaris betreffen, welke onderdelen erop neerkomen dat de notaris als protocolopvolger beschikte over het dossier dat ziet op de afwikkeling van de nalatenschap van erflater maar dat de notaris dat niet beschikbaar stelt aan klager en dat hij een vertragingstechniek toepast ten aanzien van de verzoeken van klager. De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager ongegrond verklaard.
5.2. In zijn beroepschrift heeft klager aangevoerd dat de laatste twee onderdelen van de klacht in hoger beroep niet door klager worden gehandhaafd, omdat klager bij deze klachtonderdelen geen belanghebbende is. Ter zitting in hoger beroep is met klager besproken dat, op grond van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt, geldt dat het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang behandelt. Het gaat daarbij om de klacht zoals die oorspronkelijk bij de kamer is ingediend. Het hof gaat daarom bij de beoordeling in hoger beroep uit van de klacht zoals deze in het klaagschrift is opgenomen en hiervoor onder 4 is verwoord.
5.3. De kamer heeft in de bestreden beslissing geconcludeerd dat de notaris de zaak niet onnodig heeft vertraagd en dat evenmin kan worden vastgesteld dat de notaris over stukken beschikt die hij als protocolopvolger aan klager had moeten verstrekken. De kamer heeft hiertoe het volgende overwogen:
5.4. Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen en het oordeel van de kamer dat de notaris de zaak niet onnodig heeft vertraagd en dat niet kan worden vastgesteld dat de notaris over stukken beschikt die hij als protocolopvolger aan klager had moeten verstrekken. Het beroepschrift van klager, het verweerschrift van de notaris en de behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep hebben geen ander licht op de zaak geworpen en geven het hof geen aanleiding tot een andere beoordeling dan die van de kamer. Het hof acht het ook niet aannemelijk dat de notaris over de bedoelde stukken beschikt. De stelling van klager in zijn beroepschrift dat, doordat de notaris toegang heeft tot de server van de oud-notaris, evident is dat er tussen de notaris en de oud-notaris afspraken moeten zijn gemaakt op grond waarvan de notaris toegang heeft gekregen tot de gegevens die aanwezig zijn op een server die nog toebehoort aan, althans onder controle staat van de oud-notaris, is niet komen vast te staan. Noch uit het proces-verbaal van de zitting bij de kamer noch uit de toelichting van de notaris ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de notaris toegang zou hebben tot het account van de oud-notaris op diens server. Deze uitleg van de notaris is ter zitting in hoger beroep ook geaccepteerd door klager en zijn gemachtigde. Het hof acht, net als de kamer, de klacht dus ongegrond.
5.5. Ter zitting bij de kamer heeft klager de kamer voorts verzocht om uitspraak te doen over de volgende vier punten:
De kamer heeft zich onbevoegd verklaard te oordelen over deze door klager ingediende nevenverzoeken. Het hof sluit zich ook aan bij dit oordeel van de kamer en maakt het tot de zijne.
5.6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat de klacht ongegrond is en dat het hof onbevoegd is te oordelen over de door klager ingediende nevenverzoeken. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.
6 Beslissing
Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, E. de Greeve en Th.W. van Grafhorst en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025 door de rolraadsheer.