Arrest inhoud

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling strafrecht rekestnummer(s): 000458-24 (530 Sv) en 000129-24 (533 Sv) parketnummer in eerste aanleg: 13/343542-21

Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikkingen van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2023 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[appellant], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977, domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. B.J. Tieman, [adres].

1 Procesverloop

Het hoger beroep is op 21 december 2023 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).

Op 10 juli 2024 heeft de advocaat-generaal het advies kenbaar gemaakt.

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 16 juli 2024 de advocaat-generaal en appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De advocaat van appellant is niet in raadkamer verschenen.

2 Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:

3 Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.

Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 533 Sv

De vrijheidsbeneming van appellant is als volgt verlopen:

Appellant heeft verzocht om een vergoeding van € 130,00 voor de dagen doorgebracht in overleveringsdetentie en verzekering en € 100,00 voor de dagen in voorlopige hechtenis. Voor de vergoeding in Tsjechië heeft appellant aangevoerd dat een dagvergoeding van € 130,00 redelijk en billijk is, omdat hij niet de Tsjechische taal machtig is, hij geen bezoek kreeg noch geld had om contact op te kunnen nemen met het thuisfront en hij in detentie heeft verbleven zonder zijn kunstgebit, dat nog in de hotelkamer lag. Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat detentie in Tsjechië sowieso zwaarder valt dan detentie in Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor vergoeding van meer dan 10 dagen overleveringsdetentie, nu appellant niet heeft ingestemd met de verkorte overleveringsprocedure. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant de slechtere detentiesituatie niet, dan wel onvoldoende heeft onderbouwd met stukken met betrekking tot de situatie in Tsjechische detentiecentra, om tot een hogere vergoeding te komen.

In de omstandigheid dat appellant niet heeft gekozen voor een verkorte overleveringsprocedure ziet het hof geen aanleiding het aantal te vergoeden dagen voor overleveringsdetentie te maximaliseren. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat appellant onvoldoende met stukken heeft onderbouwd dat in zijn situatie een hogere dagvergoeding billijk is.

Het hof zal de beschikking waarvan beroep derhalve vernietigen en opnieuw recht doen.

Gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van door appellant ondergane uitleveringsdetentie, verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van (63x100 + 6x130 + 13x100) € 8.380,00.

Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 530 Sv

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het verzoek kan worden toegewezen. Om doelmatigheidsredenen zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen.

Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

Verrekenen

Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat de onderstaande geldsommen vatbaar is/zijn voor verrekening overeenkomstig artikel 534, lid 3 Sv. Het hof zal het toegekende bedrag ex artikel 533 Sv verrekenen met de door verzoeker aan de Staat verschuldigde geldsommen.

4 Beslissing

Het hof:

Vernietigt de beschikkingen waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Wijst het verzochte toe.

Kent op de voet van artikel 533 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 8.380,00 (achtduizend driehonderdtachtig euro).

Bepaalt de verrekening van bovenstaand bedrag met de onderstaande geldsom: CJIB-nummer openstaand bedrag verrekening [nummer 1] € 1.504,13 € 1.504,13 [nummer 2] € 423,00 € 423,00

Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 680,00 (zeshonderdtachtig euro).

Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.

Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.W.T. Klappe, R.D. van Heffen en A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 27 augustus 2024.

De voorzitter beveelt:

de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van

  • € 1.504,13 ( duizend vijfhonderdvier euro en dertien cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. CJIB o.v.v. [nummer 1];

  • € 423,00 ( vierhonderddrieëntwintig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. CJIB o.v.v. [nummer 2];

  • € 7.132,87 ( zevenduizend honderdtweeëndertig euro en zevenentachtig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] t.n.v. mr. B.J. Tieman o.v.v. [ovv].

Amsterdam, 27 augustus 2024,

mr. A.W.T. Klappe, voorzitter.