Uitspraak inhoud

23/2884 PW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 september 2023, 22/3223 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)

Datum uitspraak: 22 juli 2025

Deze zaak gaat om een afgewezen aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten voor een identiteitskaart en pasfoto’s. Met het college en de rechtbank is de Raad van oordeel dat die kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellant heeft voor deze kosten kunnen reserveren. Appellant krijgt dus geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft nadere stukken ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 juni 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. K.A. Faber, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V. Djordjevic.

OVERWEGINGEN

Inleiding

  1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1. Appellant heeft op 2 mei 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een identiteitskaart en pasfoto’s tot een bedrag van, in totaal, € 84,50.

1.2. Met een besluit van 15 juni 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 16 augustus 2022 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat weergegeven, ten grondslag dat de kosten voor een identiteitskaart en pasfoto’s niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Het verlies van een identiteitskaart of het aflossen vanwege een schuld wordt door het college niet als bijzondere omstandigheden gezien. Daarnaast komt appellant ook niet op grond van de Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Heerenveen (beleidsregels) in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Uitspraak van de rechtbank

  1. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

  1. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

  1. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.1. Appellant heeft, samengevat weergegeven, aangevoerd dat het college voor de kosten van een identiteitsbewijs en pasfoto’s bijzondere bijstand had moeten verlenen. Deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe is het volgende van belang.

4.1.1. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW) moet eerst worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In deze zaak is tussen partijen alleen in geschil of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Degene die een aanvraag doet om bijzondere bijstand moet aannemelijk maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand. Dit is vaste rechtspraak.[1]

4.1.2. Het uitgangspunt is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (periodiek en incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Dit zijn de bestaanskosten die kunnen worden gerekend tot een algemeen gangbaar bestedingspatroon op minimumniveau. Alleen in (individuele) bijzondere omstandigheden is dan aanvullend bijzondere bijstand nodig. Om die reden kan alleen recht op bijzondere bijstand bestaan voor zover de betrokkene door bijzondere omstandigheden wordt geconfronteerd met kosten waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet of met kosten waarin de norm wel voorziet maar die hij door bijzondere omstandigheden niet uit de norm kan betalen. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten, is een aspect dat in laatst genoemd kader moet worden beoordeeld.

4.1.3. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de kosten voor een identiteitskaart en pasfoto’s tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten behoren die in beginsel uit de bijstand dienen te worden betaald. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Weliswaar is aan appellant in februari 2021 een saneringskrediet toegekend in verband waarmee hij vanaf dat moment voor de periode van drie jaar elke maand een bedrag heeft afgelost door middel van een inhouding op zijn bijstand ter hoogte van 5%, maar dit enkele feit betekent niet zoals appellant stelt, dat appellant in het geheel geen mogelijkheid heeft gehad om te reserveren. Daarbij is in dit geval van belang dat appellant sinds 2017 in de gemeente Heerenveen bijstand ontvangt. Uit de door appellant overgelegde bankafschriften blijkt niet dat appellant vanaf dat moment geen enkele ruimte had om voor incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten te reserveren, of dat hij daartoe niet in staat was. Alleen al tussen de periode van 2017 tot aan februari 2021 wordt appellant daarom geacht in staat te zijn geweest om te kunnen reserveren. Hierbij is mede van belang dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd betrekkelijk gering zijn, namelijk € 84,50. Ook overigens is naar het oordeel van de Raad geen sprake van bijzondere omstandigheden. Het enkele gegeven dat appellant zijn identiteitskaart is verloren, kan op zichzelf niet als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt.

4.1.4. Appellant kan ook niet met succes een beroep doen op artikel 33 en artikel 47 van de beleidsregels. Deze bepalingen geven namelijk geen algemene bevoegdheid om los van artikel 35 van de PW bijzondere bijstand te verlenen.

Conclusie en gevolgen

  1. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van bijzondere bijstand voor de kosten van een identiteitskaart en pasfoto’s in stand blijft.

  2. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van S. van Pelt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2025.

(getekend) J.T.H. Zimmerman

(getekend) S. van Pelt

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke (wettelijke) regels

Participatiewet

Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand

  1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.

Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Heerenveen (geldig tot 1 januari 2025)

Artikel 33 Niet in de beleidsregels genoemde kosten Het college kan ook voor kosten die niet in deze beleidsregels genoemd worden, bijzondere bijstand verstrekken op grond van artikel 35 van de wet en deze beleidsregels.

Artikel 47 Hardheidsclausule Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3059.


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3059.