ECLI:NL:CRVB:2024:1740 - Centrale Raad van Beroep - 4 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
23/2541 ANW
Datum uitspraak: 5 september 2024
Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 augustus 2023, 22/951 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
In deze uitspraak staat de vraag centraal of de Svb de ANW-uitkering van appellante per 1 februari 2022 terecht heeft beëindigd, omdat appellante minder dan 45% arbeidsongeschikt is. Net als de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag bevestigend.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.G.J. Spiekker, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Spiekker. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1. Appellante ontving vanaf 1 juni 2014 een ANW
1.2. In het kader van een herbeoordeling heeft het Uwv
1.3. Met een besluit van 30 november 2021 heeft de Svb de ANW-uitkering van appellante met ingang van 1 februari 2022 beëindigd, omdat zij niet langer voor 45% of meer arbeidsongeschikt is.
1.4. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarbij heeft zij een brief van een neurochirurg van 8 december 2021 overgelegd. De Svb heeft het bezwaarschrift en de brief van de neurochirurg aan het Uwv voorgelegd. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft in zijn rapport van 14 april 2022 aanleiding gezien om een beperking toe te voegen voor overwerk en nachtdiensten. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv heeft vervolgens in het rapport van 22 april 2022 geconcludeerd dat de functies die de arbeidsdeskundige eerder had geselecteerd geschikt blijven waardoor appellante minder dan 45% arbeidsongeschikt is.
1.5. De Svb heeft het bezwaar met een besluit van 6 mei 2022 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. De Svb verwijst hierbij naar de rapporten van het Uwv en stelt geen reden te zien om te twijfelen aan het advies van het Uwv.
1.6. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft hierbij medische informatie overgelegd van een huisarts, een neurochirurg, een radioloog en een cardioloog.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Wel is geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met de Awb
Het standpunt van appellante
3.1. Appellante is het niet met de uitspraak van de rechtbank eens. Appellante blijft van mening dat zij ten onrechte niet is gezien door een verzekeringsarts op een spreekuur. Verder dient de FML
Het standpunt van de Svb
3.2. De Svb blijft bij het bestreden besluit. Ter onderbouwing heeft de Svb een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 februari 2024 ingediend.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1. De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn grotendeels een herhaling van wat zij in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak gemotiveerd besproken. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. Naar aanleiding van de door appellante ingebrachte verzekeringsgeneeskundige expertise van Donkers en de andere nog overgelegde gegevens, voegt de Raad hieraan het volgende toe.
Fysieke beperkingen
4.2.1. Ten aanzien van de door appellante gestelde fysieke beperkingen heeft Donkers in zijn rapport geen aanvullende beperkingen benoemd. De medisch adviseur bevestigt de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wat betreft de rugklachten en de cardiale klachten. Om die reden bestaat er geen reden voor twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde fysieke beperkingen.
Psychische beperkingen
4.2.2. Ten aanzien van de psychische beperkingen bestaat geen aanleiding appellante te volgen in haar standpunt dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is vastgesteld. Appellante heeft niet met objectieve medische informatie onderbouwd dat de psychische beperkingen zijn onderschat. Overwogen wordt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling is uitgegaan van de informatie van de psycholoog van appellante en dat dit niet tot aanvullende beperkingen leidt. Hij stelt dat appellante volgens de psycholoog minder depressief was en in de laatste fase van rouw was. Daarnaast stelt hij dat de primaire verzekeringsarts rond de datum in geding concreet en navolgbaar heeft doorgevraagd over haar psychische klachten. Appellante gaf aan dat zij sinds de EMDRtherapie geen last meer heeft van de eerdere (psychische) klachten. Dit is consistent met haar dagverhaal. Dat appellante nu aangeeft te hebben gezegd dat het goed met haar ging omdat haar dochter erbij was, kan er niet toe leiden dat zij niet aan haar eerdere verklaring kan worden gehouden. Donkers heeft geen aanvullende psychische beperkingen benoemd. Wel heeft hij gesteld dat de informatie van de psycholoog en de bevindingen uit zijn spreekuur ruimte laten voor de opvatting dat appellante doorlopend gekampt heeft met klachten van rouw en depressie en daarmee ook op de datum in geding, 1 februari 2022, verminderd belastbaar was in het persoonlijk en sociaal functioneren. Evenwel heeft Donkers dit niet nader onderbouwd en wordt het niet ondersteund door medische informatie van bijvoorbeeld de huisarts van appellante of psycholoog.
Arbeidskundige grondslag
4.2.3. Uitgaande van de juistheid van de FML heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de belastbaarheid van appellante in de geselecteerde functies niet wordt overschreden.
Conclusie en gevolgen
5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de Svb terecht de ANW-uitkering van appellante per 1 februari 2022 heeft beëindigd.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en H. Lagas en M.L. Noort als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) M. Dafir
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Artikel 11 van de Algemene nabestaandenwet
1. Arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken niet in staat is om met arbeid 55% te verdienen van hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
2. In het eerste lid wordt onder de eerstgenoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe die persoon met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Artikel 14 van de Algemene nabestaandenwet
1. Recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:
a. een ongehuwd kind heeft, dat jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander behoort; of
b. arbeidsongeschikt is
1°. op en sedert de dag van overlijden van de verzekerde, of 2°. op en sedert de laatste dag van de maand waarin hij niet meer voldoet aan de voorwaarde bedoeld in onderdeel a, en wiens arbeidsongeschiktheid na de onderscheidenlijk onder 1° en 2° bedoelde dag ten minste drie maanden voortduurt, dan wel ten aanzien van wie aannemelijk is dat de arbeidsongeschiktheid ten minste drie maanden na de vorenbedoelde dag zal voortduren. (…)
Artikel 16 van de Algemene nabestaandenwet
1. Het recht op nabestaandenuitkering eindigt, indien:
a. niet langer aan de voorwaarden van artikel 14, eerste lid, onderdelen a en b, wordt voldaan; of (…).
Algemene nabestaandenwet.
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Algemene wet bestuursrecht.
Functionele mogelijkheden lijst.