Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 5. Het Zorgverzekeringsfonds, de inkomensafhankelijke bijdrage, de rijksbijdragen en de belasting van gemoedsbezwaarden
Paragraaf 5.2. De inkomensafhankelijke bijdrage
Artikel 42

Artikel 42

Laatste versie

1. De inhoudingsplichtige is een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over het door hem verstrekte loon overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964 uit:

a. tegenwoordige dienstbetrekking als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 van de verzekeringsplichtige of van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van deze wet, met uitzondering van:

1°. de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964; 2°. het in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde voordeel, voor zover dit voordeel door middel van een aan de werknemer opgelegde naheffingsaanslag in aanmerking is genomen; 3°. het loon van degene, bedoeld in artikel 4, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964; 4°. het loon van de directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van de Ziektewet;

b. vroegere arbeid als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 van de verzekeringsplichtige of van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip, met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen bestanddelen van het loon.

2. Het loon waarover de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge het eerste lid wordt geheven, wordt ten minste gesteld op nihil en wordt bij dezelfde inhoudingsplichtige tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan het door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën, met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.

3. Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt herleid en vastgesteld voor andere loontijdvakken waarin loon als bedoeld in het eerste lid wordt genoten.

4. Voor de herleiding naar een ander loontijdvak van het bedrag, bedoeld in het derde lid, is artikel 25, eerste en vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.

5. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde inhoudingsplichtige genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het derde of vierde lid vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken van het kalenderjaar. Artikel 17, derde lid, tweede en derde zin, van de Wet financiering sociale verzekeringen is van overeenkomstige toepassing op de berekening van de inkomensafhankelijke bijdrage, met dien verstande dat wijze van berekenen van de in dat lid bedoelde premies over het deel van het bij een werkgever genoten loon, dat betrekking heeft op de betaling van uitkeringen als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a of b, van die wet door een eigenrisicodrager tevens bepalend is voor de wijze van berekenen van de inkomensafhankelijk bijdrage over die uitkeringen.

6. Het tweede, derde en vierde lid zijn niet van toepassing in de gevallen, bedoeld in artikel 26b, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964.

7. De inhoudingsplichtige mag de door hem verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage niet verhalen op de verzekeringsplichtige of op degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b. Elk beding waarbij van de eerste volzin wordt afgeweken, is nietig.

8. De rijksbelastingdienst stort de inkomensafhankelijke bijdrage die is geheven over het loon van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van deze wet op de rekening, bedoeld in artikel 70, eerste dan wel tweede lid.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:3959 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 9 juni 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:39599 juni 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2023:21192 - Rechtbank Den Haag - 12 december 2023

ECLI:NL:RBDHA:2023:2119212 december 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:1717 - Centrale Raad van Beroep - 4 september 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:17174 september 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:780 - Centrale Raad van Beroep - 17 april 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:78017 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2024:998 - Gerechtshof Den Haag - 10 juni 2024

ECLI:NL:GHDHA:2024:99810 juni 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2023:8770 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 7 december 2023

ECLI:NL:RBZWB:2023:87707 december 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2013:CA1498 - Belgische solidariteitsbijdrage op overlevingspensioen en de premieplicht volksverzekeringen - 30 mei 2013

ECLI:NL:HR:2013:CA149830 mei 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een Belgisch overlevingspensioen waarop een Belgische solidariteitsbijdrage wordt ingehouden, behoort niet tot het premie-inkomen voor de volksverzekeringen. De heffing van deze bijdrage zorgt ervoor dat het pensioen op grond van de Regeling Wfsv is vrijgesteld van Nederlandse premieheffing voor de volksverzekeringen.