Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk XI. Strafbepalingen
Artikel 180

Artikel 180

Laatste versie

1. Voor wat betreft de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is artikel 6:1:16, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering op rechterlijke uitspraken niet van toepassing. Een strafbeschikking houdende deze bijkomende straf is in zoverre eerst voor tenuitvoerlegging vatbaar als geen verzet meer kan worden gedaan.

2. De rechterlijke uitspraak of strafbeschikking is voor wat betreft de bijkomende straf niet voor tenuitvoerlegging vatbaar, zolang de termijn waarvoor de veroordeelde bij een andere rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, nog niet is verstreken.

3. Indien de rechterlijke uitspraak of strafbeschikking voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, geschiedt de tenuitvoerlegging niet dan nadat aan de veroordeelde in persoon een schrijven is uitgereikt, volgens de artikelen 36d en 36e van het Wetboek van Strafvordering, waarin het tijdstip van ingang en de duur van de ontzegging, de verplichting tot inlevering van het rijbewijs uiterlijk op dat tijdstip, alsmede het gevolg van niet tijdige inlevering worden medegedeeld.

4. De houder van een rijbewijs is, tenzij het is ingevorderd en niet is teruggegeven, verplicht dat rijbewijs in te leveren op de plaats genoemd in het schrijven, bedoeld in het derde lid, uiterlijk op het tijdstip van ingang van de ontzegging.

5. Teruggave vindt plaats zodra de termijn van de ontzegging is verstreken. Geen teruggave vindt plaats ten aanzien van het rijbewijs of de rijbewijzen waarvan ingevolge een der artikelen 130, tweede lid, of 164 de overgifte is gevorderd, waarvan ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering is gevorderd of ten aanzien waarvan ingevolge een der artikelen 120, derde lid, 124, vierde lid, 131, tweede lid, onderdeel b, 132, vijfde lid, 134, vierde lid, of 180, vierde lid, een verplichting tot inlevering bestaat. Degene bij wie het rijbewijs is ingeleverd geleidt in deze gevallen het rijbewijs of de rijbewijzen door naar degene bij wie de houder dat rijbewijs of die rijbewijzen had dienen in te leveren. Indien het rijbewijs op grond van artikel 123b ongeldig is dan wel indien een aantekening is geplaatst als bedoeld in dat artikel, geleidt degene bij wie het rijbewijs is ingeleverd het rijbewijs of de rijbewijzen door naar de Dienst Wegverkeer.

6. De termijn van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt van rechtswege verlengd met het aantal dagen dat is verstreken tussen het tijdstip waarop het rijbewijs ingevolge het vierde lid had moeten worden ingeleverd en het tijdstip waarop nadien die inlevering heeft plaatsgevonden.

7. De termijn van de ontzegging wordt voorts verlengd met de tijd dat de veroordeelde gedurende de ontzegging rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

8. Voor de toepassing van het derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3077

ECLI:NL:HR:2015:307713 oktober 2015Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BX3863

ECLI:NL:HR:2012:BX386330 oktober 2012Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BL3181

ECLI:NL:HR:2010:BL31811 juni 2010Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:813

ECLI:NL:HR:2019:81328 mei 2019Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2009:BK0887

ECLI:NL:HR:2009:BK08878 december 2009Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1792 - Invordering rijbewijs: vordering tot overgifte of feitelijke ontvangst als startpunt?

ECLI:NL:HR:2021:179230 november 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat de tien-dagentermijn voor de officier van justitie om een rijbewijs in te houden, pas start na de daadwerkelijke ontvangst van het rijbewijs. De 'invordering' is dus niet de vordering tot overgifte, maar de feitelijke inontvangstneming.

StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV7016

ECLI:NL:HR:2012:BV70163 april 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2023:1305

ECLI:NL:HR:2023:130526 september 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2007:AZ5705

ECLI:NL:HR:2007:AZ570520 februari 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak