Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk IX. Handhaving
Artikel 159

Artikel 159

Laatste versie

Met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens deze wet, zijn belast:

  1. de in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen;
  2. de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, van de Rijks- en de provinciale waterstaat, van de Dienst Wegverkeer en van de verkeersinspecties, een en ander voor zover bij die algemene maatregel van bestuur is bepaald;
  3. de in de artikelen 87 en 89 van de Wet personenvervoer 2000 bedoelde personen, voor zover het betreft de eisen die met betrekking tot voertuigen als bedoeld in die wet worden gesteld bij of krachtens deze wet.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad59x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2454 - Dynamische Verkeerscontrole: Toelaatbaarheid van Opsporing onder de Vlag van WVW-Controle

ECLI:NL:HR:2016:24541 november 2016Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat het gebruik van controlebevoegdheden uit de Wegenverkeerswet (WVW) niet onrechtmatig is (détournement de pouvoir) zolang de bevoegdheden mede worden aangewend voor verkeerscontroledoeleinden, zelfs als het primaire doel opsporing is.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1155 - Awb-toezichtbevoegdheid mag niet uitsluitend voor strafrechtelijke opsporing worden ingezet

ECLI:NL:HR:2020:115530 juni 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Bestuursrechtelijke toezichtbevoegdheden, zoals artikel 5:19 Awb, mogen niet worden gebruikt als de handeling uitsluitend als strafrechtelijke opsporing kan worden aangemerkt. Op grond van artikel 1:6 Awb is de Awb dan niet van toepassing, waardoor de bevoegdheidsuitoefening onrechtmatig is.

StrafrechtStrafprocesrecht
Bestuursrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:199

ECLI:NL:HR:2015:1993 februari 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:198

ECLI:NL:HR:2015:1983 februari 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:538

ECLI:NL:HR:2014:53811 maart 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:399

ECLI:NL:HR:2022:39922 maart 2022Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ8786

ECLI:NL:HR:2007:AZ878617 april 2007Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2003:AE9050

ECLI:NL:HR:2003:AE905028 januari 2003Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Bestuursrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1792 - Invordering rijbewijs: vordering tot overgifte of feitelijke ontvangst als startpunt?

ECLI:NL:HR:2021:179230 november 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat de tien-dagentermijn voor de officier van justitie om een rijbewijs in te houden, pas start na de daadwerkelijke ontvangst van het rijbewijs. De 'invordering' is dus niet de vordering tot overgifte, maar de feitelijke inontvangstneming.

StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AS6017

ECLI:NL:HR:2005:AS601712 april 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
BestuursrechtBestuursprocesrecht