Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
2. Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt:
a. in de gevallen, bedoeld in artikel 130, derde lid, de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene voor één of meer categorieën van motorrijtuigen geschorst tot de dag waarop het in artikel 134, vierde of zevende lid, bedoelde besluit van kracht wordt; b. indien de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene overeenkomstig onderdeel a wordt geschorst, en diens rijbewijs niet overeenkomstig artikel 130, tweede lid, is ingevorderd, bepaald dat betrokkene zijn rijbewijs dient in te leveren bij het CBR; c. indien de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene niet overeenkomstig onderdeel a, wordt geschorst, doch diens rijbewijs wel overeenkomstig artikel 130, tweede lid, is ingevorderd, bepaald dat het rijbewijs onverwijld aan betrokkene wordt teruggegeven.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid.
4. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:58 - Bevoegdheid burgerlijke rechter bij onherroepelijke besluiten Alcoholslotprogramma (ASP)
De burgerlijke rechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering die feitelijk neerkomt op het terugkomen van een onherroepelijk CBR-besluit. De bestuursrechter is exclusief bevoegd, tenzij de rechtsbescherming daar tekortschiet, wat hier niet is gebleken.
ECLI:NL:HR:2015:3205
ECLI:NL:HR:2022:401
ECLI:NL:HR:2018:23
ECLI:NL:HR:2018:1014 - CBR-geschiktheidsonderzoek en ne bis in idem: geen dubbele bestraffing
Een CBR-onderzoek naar de rijgeschiktheid is een bestuurlijke maatregel zonder punitief karakter. Strafvervolging voor hetzelfde feit is daarom niet in strijd met het ne bis in idem-beginsel. De situatie is niet vergelijkbaar met de uitzonderlijke aard van het vroegere alcoholslotprogramma.
ECLI:NL:HR:2024:933 - Bewijzen van 'weten' bij rijden met geschorst rijbewijs vereist meer dan niet-ontkennen
Voor een veroordeling wegens rijden met een geschorst rijbewijs is onvoldoende dat de verdachte niet heeft ontkend te weten van de schorsing. De Hoge Raad oordeelt dat uit de bewijsvoering actief moet blijken dat de verdachte 'wist' van de schorsing.
ECLI:NL:HR:2012:BV6666
ECLI:NL:HR:2010:BK6140
ECLI:NL:HR:2010:BM9410
ECLI:NL:HR:2021:1792 - Invordering rijbewijs: vordering tot overgifte of feitelijke ontvangst als startpunt?
De Hoge Raad oordeelt dat de tien-dagentermijn voor de officier van justitie om een rijbewijs in te houden, pas start na de daadwerkelijke ontvangst van het rijbewijs. De 'invordering' is dus niet de vordering tot overgifte, maar de feitelijke inontvangstneming.