Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk III. Procedure
Afdeling C. Gerechtelijke procedure
Artikel 30

Artikel 30

Laatste versie

1. Bevindt de rechtbank:

a. dat de overgelegde stukken niet voldoen aan de door het toepasselijke verdrag gestelde eisen; b. dat de veroordeelde zich met vrucht op een grond, die naar Nederlands recht wel, doch naar het recht van de vreemde staat niet de strafbaarheid van het feit of de dader uitsluit, had kunnen beroepen, en dat hij geen gedwongen psychiatrische verpleging behoeft; c. dat de tenuitvoerlegging in Nederland op grond van het in een der in deartikelen 2, 3, 4, 6 of 7 bepaalde niet kan plaatshebben; of, d. in een geval waarin volgens het toepasselijke verdrag tenuitvoerlegging kan worden geweigerd, dat bij afweging van alle betrokken belangen een beslissing tot tenuitvoerlegging in Nederland in redelijkheid niet kan worden genomen;

dan verklaart zij de tenuitvoerlegging ontoelaatbaar.

2. De officier van justitie kan, zolang het onderzoek ter terechtzitting niet is gesloten, zijn vordering intrekken. Hij stelt de veroordeelde van het intrekken van de vordering terstond in kennis.

3. In andere dan de in de vorige leden voorziene gevallen verklaart de rechtbank de tenuitvoerlegging toelaatbaar, zulks met vermelding van de toepasselijke wets- en verdragsbepalingen. De artikelen 345, met uitzondering van het vierde lid, 346 en 347 van het Wetboek van Strafvordering vinden overeenkomstige toepassing.

4. Indien de vordering is behandeld door een enkelvoudige kamer van de rechtbank vinden de artikelen 378-381 van het Wetboek van Strafvordering overeenkomstige toepassing, behoudens voor zover deze artikelen betrekking hebben op een getuige wiens identiteit niet of slechts ten dele blijkt. Is de vordering behandeld door een meervoudige kamer, dan vindt artikel 362 van dat Wetboek overeenkomstige toepassing.

5. De artikelen 363 tot en met 365, eerste tot en met vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1762 - Weigering tenuitvoerlegging buitenlands vonnis: schending tolkbijstand niet automatisch flagrante inbreuk

ECLI:NL:HR:2022:176229 november 2022Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Het ontbreken van een tolk in een buitenlands strafproces is niet zonder meer een 'flagrante inbreuk' op het recht op een eerlijk proces. De rechter moet alle omstandigheden van het geval, zoals die uit het buitenlandse vonnis blijken, meewegen alvorens tenuitvoerlegging te weigeren.

StrafrechtInternationaal Strafrecht, Penitentiair Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF1576

ECLI:NL:HR:2003:AF157621 januari 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2149

ECLI:NL:HR:2018:214920 november 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:AZ4730

ECLI:NL:HR:2007:AZ47306 februari 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AR7621

ECLI:NL:HR:2005:AR76218 februari 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Strafprocesrecht, Internationaal Strafrecht, Materieel Strafrecht
BelastingrechtFiscaal Strafrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2008:BC8133

ECLI:NL:HR:2008:BC813310 juni 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2008:BC5939

ECLI:NL:HR:2008:BC593913 mei 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtInternationaal Strafrecht, Penitentiair Strafrecht
Internationaal PubliekrechtVolkenrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2003:AF5421

ECLI:NL:HR:2003:AF54216 mei 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak