Artikel 4.1.1
1. Het college draagt zorg voor de inrichting van een Veilig Thuis-organisatie. Artikel 2.6.1 is van overeenkomstige toepassing.
2. Veilig Thuis oefent de volgende taken uit:
a. het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling; b. het naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, onderzoeken of daarvan daadwerkelijk sprake is; c. het beoordelen van de vraag of en zo ja tot welke stappen de melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan aanleiding geeft; d. het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij huiselijk geweld of kindermishandeling, van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft; e. het in kennis stellen van de politie, de raad voor de kinderbescherming, het openbaar ministerie, de reclassering of Slachtofferhulp Nederland van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, of van informatie die op die melding betrekking heeft, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft; f. indien Veilig Thuis een verzoek tot onderzoek bij de raad voor de kinderbescherming doet, het in kennis stellen daarvan van het college, en g. het op de hoogte stellen van degene die een melding heeft gedaan, van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen.
3. Veilig Thuis verstrekt aan degene die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling heeft, desgevraagd advies over de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen en verleent daarbij zo nodig ondersteuning.
4. Het college bevordert een goede samenwerking tussen Veilig Thuis, de hulpverlenende instanties, de politie en de gecertificeerde instellingen en de raad voor de kinderbescherming in de zin van de Jeugdwet.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de werkwijze van Veilig Thuis bij de uitoefening van de taken, bedoeld in het tweede en derde lid, over de deskundigheid waarover een Veilig Thuis-organisatie moet beschikken om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren en over de samenwerking, bedoeld in het vierde lid.
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Ministers te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:GHDHA:2024:1722 - Gerechtshof Den Haag - 7 oktober 2024
ECLI:NL:CRVB:2024:2040 - Centrale Raad van Beroep - 17 oktober 2024
ECLI:NL:HR:2017:3062 - Huisverbod is geen straf, dus strafvervolging voor hetzelfde feit is toegestaan - 4 december 2017
Het opleggen van een bestuursrechtelijk huisverbod is geen 'criminal charge' en heeft geen punitief karakter. Het staat daarom een latere strafrechtelijke vervolging voor hetzelfde feit niet in de weg. De situatie is niet vergelijkbaar met de uitzonderlijke samenloop bij het voormalige alcoholslotprogramma.