Artikel 3:4
1. Een ieder met zetel in Nederland die, geen bank zijnde, zijn bedrijf maakt van:
a. het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden, anders dan van het publiek, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen; of b. het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van beleggingen, niet zijnde kredietuitzettingen,
kan bij de Nederlandsche Bank een vergunning aanvragen voor het uitoefenen van dat bedrijf. De artikelen 2:12 en 2:13 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de Nederlandsche Bank geen ontwerpbesluit opstelt maar een vergunning verleent.
2. Op degene met een vergunning, verleend op grond van het eerste lid, is hetgeen krachtens de richtlijn kapitaalvereisten en bij of krachtens de verordening kapitaalvereisten met betrekking tot kredietinstellingen in de zin van die verordening is bepaald, van overeenkomstige toepassing. Afdeling 2.3.2 en hoofdstuk 3A.1 zijn niet van toepassing.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:1274 - Cessie vordering van bank aan niet-bank: zorgplichten en overdraagbaarheid
Een vordering van een bank op een cliënt is overdraagbaar aan een niet-bank. De zorgplichten van de bank gaan niet als zodanig over, maar de vordering is beperkt door die plichten. De niet-bank is bovendien gebonden aan de redelijkheid en billijkheid.
ECLI:NL:HR:2020:1276 - Overdraagbaarheid vordering bank aan niet-bank en de zorgplicht na cessie
Een vordering van een bank op een cliënt uit een lening is overdraagbaar aan een niet-bank. Hoewel de specifieke zorgplichten van de bank niet overgaan, wordt de rechtspositie van de cliënt beschermd door de inhoud van de vordering, verweermiddelen en de redelijkheid en billijkheid.