Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IV. Eenige bijzondere dwangmiddelen
Tweede afdeeling. Voorloopige hechtenis
§ 4. Schorsing der voorloopige hechtenis
Artikel 87

Artikel 87 (Hoger beroep beschikkingen schorsing voorlopige hechtenis)

Laatste versie

1. Tegen de beschikkingen van de rechter-commissaris of van de rechtbank tot schorsing, of tot wijziging van een beslissing tot schorsing, staat voor de officier van justitie uiterlijk veertien dagen daarna hoger beroep bij de rechtbank, onderscheidenlijk het gerechtshof, open.

2. De verdachte die aan de rechtbank schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis heeft verzocht, kan eenmaal van een afwijzende beslissing op dat verzoek bij het gerechtshof in hoger beroep komen, uiterlijk drie dagen na de betekening. De verdachte die in hoger beroep is gekomen van een afwijzende beslissing op een verzoek om schorsing, kan niet daarna van een afwijzing van een verzoek om opheffing in hoger beroep komen. De verdachte die in hoger beroep is gekomen van een afwijzende beslissing op een verzoek om opheffing kan niet daarna van een afwijzing van een verzoek om schorsing in hoger beroep komen.

3. Op het hoger beroep wordt zo spoedig mogelijk beslist.

Uitleg in duidelijke taal

1. Tegen de beschikkingen van de rechter-commissaris of van de rechtbank tot schorsing, of tot wijziging van een beslissing tot schorsing, staat voor de officier van justitie uiterlijk veertien dagen daarna hoger beroep bij de rechtbank, onderscheidenlijk het gerechtshof, open.

Dit lid bepaalt dat de officier van justitie de mogelijkheid heeft om in hoger beroep te gaan tegen beslissingen (beschikkingen) van de rechter-commissaris of van de rechtbank. Het gaat hierbij om beslissingen die de schorsing van de voorlopige hechtenis inhouden, of een wijziging van een eerdere beslissing tot schorsing. De officier van justitie moet dit hoger beroep instellen binnen een termijn van uiterlijk veertien dagen nadat de betreffende beslissing is genomen. Het hoger beroep wordt vervolgens behandeld door de rechtbank (indien de oorspronkelijke beslissing afkomstig is van de rechter-commissaris) of door het gerechtshof (indien de oorspronkelijke beslissing afkomstig is van de rechtbank).

2. De verdachte die aan de rechtbank schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis heeft verzocht, kan eenmaal van een afwijzende beslissing op dat verzoek bij het gerechtshof in hoger beroep komen, uiterlijk drie dagen na de betekening. De verdachte die in hoger beroep is gekomen van een afwijzende beslissing op een verzoek om schorsing, kan niet daarna van een afwijzing van een verzoek om opheffing in hoger beroep komen. De verdachte die in hoger beroep is gekomen van een afwijzende beslissing op een verzoek om opheffing kan niet daarna van een afwijzing van een verzoek om schorsing in hoger beroep komen.

Dit lid regelt het recht op hoger beroep voor de verdachte. Indien een verdachte bij de rechtbank een verzoek heeft ingediend tot schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis, en de rechtbank wijst dit verzoek af, dan kan de verdachte eenmaal tegen deze afwijzende beslissing in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Dit hoger beroep moet worden ingesteld uiterlijk drie dagen nadat de afwijzende beslissing officieel aan de verdachte is meegedeeld (betekening). Verder legt dit lid beperkingen op: een verdachte die reeds hoger beroep heeft ingesteld tegen een afwijzende beslissing op een verzoek om schorsing, mag daarna niet nogmaals in hoger beroep gaan tegen een afwijzing van een verzoek om opheffing. Hetzelfde geldt andersom: een verdachte die hoger beroep heeft ingesteld tegen een afwijzende beslissing op een verzoek om opheffing, mag daarna niet nogmaals in hoger beroep gaan tegen een afwijzing van een verzoek om schorsing.

3. Op het hoger beroep wordt zo spoedig mogelijk beslist.

Dit lid stelt dat er zo snel mogelijk (zo spoedig mogelijk) een uitspraak moet worden gedaan in het ingestelde hoger beroep.